Hoofdstuk 6, oefening 68

1 Met een snelle beweging bewegen jullie je hoofd.
2) Wij verbieden slechte burgers naar het vaderland terug te keren.
3) Zoals u ziet, zijn de handen van de soldaat stevig.
4) Vrome mensen zijn de goden aangenaam.
5) Romeinse burgers zijn vrij.
6) Mensen delven ijzer uit de grond / graven ijzer uit de grond op.
7) De ene god heerst over de hemel, de andere over de Tartarus (de onderwereld).
8) Als je voor je kinderen goed werk verricht, zijn de kinderen jou dankbaar.
9) Zoals wij weten, maken Jupiter en Juno vaak ruzie.
10) In de diepe zee bevinden zich kleine eilandjes.
11) Ga de tempels in en vereer de goden met geschenken.
12) De Romeinse legers zijn gewoon te strijden.
13) Soldaten beschermen het vaderland.
14) De koningin heeft / bezit een gouden wagen.
15) De bronzen wapens maken lawaai.
16) De inwoners van de stad zijn goed(e mensen).
17) Wij verdrijven de schaamteloze inwoners van hun eiland.
18) Jij bent in staat van ijzer wapens te maken.
19) Hij rent op snelle voeten.
20) De goden brengen de brutale inwoner schade toe.