Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 3

Hoofdstuk 13, tekst 3B: Het gezelschap maakt zich gereed voor de jacht

Ondertussen verlaat de opkomende dageraad de oceaan. De voortreffelijke jeugd gaat de poorten uit nadat het zonlicht is verschenen; er zijn wijdmazige netten, jachtnetten, jachtspiezen met breed ijzeren punten, Massylische ruiters stromen naar buiten en de kracht van honden met een scherpe reuk.
De voornaamsten van de Puniers wachten bij de drempel op de koningin die in het bruidsvertrek achterblijft en opvallend door purper en goud staat daar haar paard en het bijt fel op zijn schuimende bit.
Eindelijk komt ze (Dido) tevoorschijn, terwijl een grote groep haar dicht omringt, gekleed in een Sidonische mantel met geborduurde zoom; ze heeft een pijlkoker van goud, haar haar is in goud opgebonden, een gouden speld houdt het purperen kleed samen. En eveneens gaan de Phriygische vrienden en de blije Iulus voort.
Zelf voegt Aeneas, de mooiste boven alle anderen zich als metgezel erbij en hij verbindt zijn stoet met die van haar. Zoals Apollo, wanneer hij Lycië, zijn winterverblijf, en de stroom van Xanthus verlaat en Delos, het eiland van zijn moeder bezoekt en de reidansen opnieuw invoert en rondom de altaren de Kretenzers, Dryopen en getatoeëerde Agathyrsen luidruchtig zijn; zelf gaat hij over de bergruggen van de Cynthus voort en hij bedekt zijn golvende haar met zacht gebladerte terwijl hij het schikt en omwindt met goud, zijn pijlen rinkelen op zijn schouders, niet langzamer dan hij (Apollo) ging Aeneas, een net zo grote schoonheid lichtte op van zijn uitstekende gezicht.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.243

Nieuw afgelopen maand: 15

Gewijzigd afgelopen maand: 26