Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 3

Hoofdstuk 1, tekst 2E: Ongehoorzaamheid van de mens (3.1-8)

Maar er was ook een slang slimmer dan alle levende wezens ter aarde, die Heer
God had gemaakt. En die zei tegen de vrouw: Waarom beval God jullie om niet
te eten van alle bomen van het paradijs? Aan deze antwoordde de vrouw: Van
de vruchten van de bomen, die in het paradijs zijn, zullen we eten, maar de
vruchten van de boom echter die in het midden in het paradijs is, heeft God ons
bevolen, niet daarvan te eten en deze niet aan te raken. Opdat wij niet
toevallig sterven. En de slang zei echter tegen de vrouw: Jullie zullen
helemaal niet door de dood sterven. God weet immers dat op de dag waarop jullie
van hen zullen hebben gegeten, zullen jullie ogen geopend worden en jullie
zullen zijn als goden met inzicht in goed en kwaad. Dus zag de vrouw dat de
vrouw dat de boom goed was om te eten en mooi voor de ogen en begeerlijk om
verstandig te worden; en ze plukte hem en at ervan en gaf hem aan haar man, die
at. En de ogen van beiden zijn geopend en toen zij hadden
ingezien dat zij naakt waren naaiden zij de bladeren van de vijgenboom aan
elkaar om voor zichzelf een schort te maken. En toen ze de stem van Heer God
hadden gehoord, die in de wind in de tuin wandelde na de middag, toen verborgen
Adam en zijn vrouw zich om zich te verbergen voor het gezicht van Heer God,
tussen de bomen van het paradijs.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.253

Nieuw afgelopen maand: 4

Gewijzigd afgelopen maand: 21