Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 3

Hoofdstuk 2, tekst 1A: De aankondiging aan Maria (Lucas 1.26-38)

1 In de zesde maand echter is de engel Gabriël door God naar de stad in Galilea gestuurd, aan wie de naam Nazareth (is)/die Nazareth heet, naar een meisje verloofd met een man, aan wie de naam Josef was, uit de familie van David, en de naam van het meisje (was) Maria. En de engel binnengegaan naar haar, zei: ‘Gegroet, u die vol genade bent, de Heer is met u, gezegende onder de vrouwen.’ Toen zij (dit) had gehoord, is zij verward bij zijn woorden, en zij bedacht hoedanig die begroeting was. En de engel zei 5 haar: ‘Wees niet bang, Maria, want je hebt genade gevonden bij God. Kijk, je zult zwanger worden in je buik, en je zult een kind baren, en je zult zijn naam Jezus noemen. Deze zal groot zijn, en de zoon van de Hoogste genoemd worden, en God de Heer zal hem de troon van David geven, zijn vader. En hij zal in het huis van David eeuwig regeren, en van zijn heerschappij zal geen einde zijn.’ Maria zei echter tot de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren, omdat ik geen man ken?’ En antwoordend sprak de engel tot haar: ‘De heilige geest zal in jou verschijnen, en de deugd van de Hoogste zal jou overschaduwen. Daarom ook zal 10 het heilige dat uit jou geboren zal worden de zoon van God genoemd worden. En kijk, Elisabeth, jouw nicht, is ook in haar ouderdom zwanger geworden van een zoon. En deze maand is de zesde voor haar, die onvruchtbaar wordt genoemd. Omdat ieder woord niet onmogelijk zal zijn bij God.’ Maria zei echter: ‘Kijk, ik sta ter beschikking van de Heer, moge het mij gebeuren volgens uw woord.’ En de engel ging van haar weg.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.243

Nieuw afgelopen maand: 15

Gewijzigd afgelopen maand: 26