Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Ovidius en Caesar

Tekst 11.4

1. Caesar kwam er tijdens het vragen ook achter, wat betreft het feit dat het ruitergevecht
enkele dagen geleden ongustig was verlopen, dat het begin van de vlucht die daarbij had plaatsgevonden door Dumnorix en zijn ruiters was ingezet - want Dumnorix stond aan het hoofd van de ruiterij, die de Haeduers aan Caesar te hulp hadden gezonden - ; dat de rest van de ruiterij verschrikt was door hun vlucht.
2. Nadat deze zaken bekend waren geworden en toen bij deze verdenkingen, zekere zaken toegevoegd werden, namelijk dat hij de Helvetiers door het gebied van de Sequanen had laten trekken,
dat hij ervoor gezorgd had dat er gijzelaars uitgewisseld werden,
dat hij dit alles gedaan had, niet alleen zonder bevel van hemzelf en van het volk, maar ook zonder dat zij het zelf wisten,
dat hij door een magistraat van de Haeduers werd beschuldigd,
meende hij dat er voldoende reden was waarom hij óf zelf tegen hem zou optreden óf zijn volk zou bevelen op te treden.
3. Tegenover dit alles stond één ding, namelijk dat hij de zeer grote sympathie van zijn broer Diviciacus tegenover het Romeinse volk, zijn zeer goede wil jegens hemzelf, zijn uitstekende trouw, rechtvaardigheid en gematigdheid had leren kennen; want hij was bang dat hij door bestraffing van hem het gemoed van Diviciacus zou kwetsen.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.242

Nieuw afgelopen maand: 15

Gewijzigd afgelopen maand: 26