Hoofdstuk 18, tekst A: taaloefening
Categorie: Boek > Pallas > Druk 2: boek 2
A
1. jij maakte los/hebt/had losgemaakt
2. maak los!
3. jullie maakten los (m)
4. maak los (m)
5. losmaken (m)
6. jullie maakten los
7. maak los!
8. losmaken, maak los (m)
9. zij maakten los
10. hij maakte los

B
1. wij sloegen
2. sla!
3. (te) achtervolgen / achtervolg! (m)
4. hij meende
5. jij meende
6. achtervolg!
7. (te) slaan (m)
8. zij meenden
9. ik achtervolgde
10. jij sloeg (m)

C
1. zij werden bang
2. zich te wassen (m)
3. hij spoorde aan (m)
4. schaad!
5. wij stuurden
6. jij wierp
7. hij begon
8. hij bedekte
9. ik maakte klaar (m)
10. roep!

D
1. wij bevalen; ekeleusamen
2. hij liep gevaar; ekinduneusen
3. ik sloeg, zij sloegen; etuya - etuyan
4. jullie verzorgden; eqerapeusate
5. hij meende; enomisen
6. jij overtuigde; epeisaV
7. ik verhinderde, zij verhinderden; ekwlusa - ekwlusan
8. hij spoorde aan; parekeleusato
9. jij waste jezelf; elousw
10. zij maakten zichzelf los; elusanto