Hoofdstuk 5 Ilias 3B: Andromache doet een beroep op Hektors medelijden
Categorie: Boek > Pallas > Druk 1: boek 3
En Andromache ging dichtbij hem staan, tranen vergietend, en zij greep hem bij de hand en zij nam het woord en sprak het uit: "Verdwaasde, je strijdlust zal je ombrengen, en jij hebt geen medelijden met je onmondige zoon en met mij, ongelukkige, die snel beroofd van jou zal zijn: want spoedig zullen de Achaïers/Grieken jou doden na met zijn allen op je afgestormd te zijn; maar voor mij zou het wel eens beter kunnen zijn als ik jou verlies onder de grond ga; want er zal geen andere
troost meer zijn, wanneer jij eenmaal het doodslot bereikt hebt, maar (slechts) smarten; ik heb ook geen vader en eerbiedwaardige moeder. Want werkelijk, de edelgeboren Achilles doode mijn vader, en hij verwoestte de goed gelegen stad van de Kilikiërs, het hoogpoortige Thebe; en hij doodde Eëtion, maar hij nam hem niet zijn wapenrusting af, want daarvoor deinsde hij in zijn hart terug, maar hij verbrandde hem met zijn fraai bewerkte wapenrusting en hij wierp een grafheuvel boven hem op; en eromheen plantten de bergnimfen, dochters van de aegis dragende Zeus, olmen. En de zeven broers die ik in het paleis had, zij gingen allemaal op één dag het rijk van Hades binnen; want de snelvoetige Achilles doodde allen bij de sleepvoetige runderen en de blanke schapen. En mijn moeder die knoningin was aan de voet van de bosrijke Plakos, nadat hij haar dan hierheen had gebracht samen met de andere bezittingen, haar liet hij inderdaad weer vrij nadat hij een ontzaglijk groot losgeld had gekregen, maar in het paleis van haar vader trof de pijlenschietende Artemis haar. Hektor, maar jij bent voor mij mijn vader en mijn eerbiedwaardige moeder en mijn broer, maar jij bent ook mijn krachtige echtgenoot: vooruit dan, heb nu medelijden en blijf hier op de stadsmuur, opdat je je kind niet vaderloos maakt en je vrouw geen weduwe;
maar stel krijgsvolk op bij de vijgenboom, waar het meest toegankelijk is de stad en de muur bestormbaar is. Want driemaal deden daar, na gekomen te zijn, de dappersten een poging
rond de beiden Aiaxen en de zeer beroemde Idomeneus en rond de Atriden en de krachtige zoon van Tydeus: ofwel misschien zei iemand het hun, goed wetend (van) goddelijke voorspellingen,
ofwel spoort nu ook hun moed hen aan en beveelt hun."