3 Ovidius, tekst: Latona en de Lycische boeren
Categorie: Boek > Phoenix > Boek 4
Men vertelt dat de jonge moeder ook van Delus moest vluchten voor Iuno. Tegen haar borst droeg ze de kinderen, twee goden.
En de godin , vermoeid door de lange tocht , uitgedroogd door de hitte van de zon, terwijl de felle zon de akkers schroeide , kreeg erge dorst op het land van Lycië dat de Chimaera voortbrengt en de begerige kinderen dronken van haar borst die melk gaf. Toevallig bemerkte ze een poeltje met ondiep water diep in de vallei. Daar bonden boeren wilgenhout met veel jonge takken bijeen met biezen en ook riet dat groeide bij de moerassen. De titanendochter naderde en knielde , om het frisse water op te scheppen en om het op te drinken.
De boerse massa verbood het haar. Zo sprak de godin hen toe: 'Waarom houden jullie mij weg bij het water? Het gebruik van water is toch gemeenschappelijk?
De natuur maakte noch de zon, noch de lucht, noch het water een persoonlijk eigendom. Ik kwam naar een openbaar geschenk. En toch verzoek ik jullie smekend dat jullie het mij toch geven. Ik was niet van plan om onze ledematen en vermoeide lichaamsdelen hier af te spoelen, maar om mijn dorst te lessen. Mijn mond is droog als ik spreek en ik kan nauwelijks spreken. Een slokje water zou voor mij als een godendrank zijn en ik zal toegeven dat ik tegelijkertijd het leven zou ontvangen. Jullie zullen leven geven in de vorm van water. Mogen ook zij die hun armpjes uitstrekken uit mijn mantelplooi jullie ontroeren, en toevallig staken de kinderen hun handjes uit de mantelplooi. Wie had er niet ontroerd kunnen zijn door de vriendelijke woorden van de godin?
Dezen hielden vol de smekende godin van het water weg te houden en voegden bovendien nog scheldwoorden toe en ze dreigden als ze niet ver weg zou gaan. En dat was nog niet genoeg: de poel zelfs maakten ze troebel met handen en voeten en vanuit het diepst van de poel woelden ze kleffe modder omhoog en maakten de poel troebel met hun boosaardig gespring van hier naar daar. De woede verdrong de dorst : de titanendochter smeekte immers niet meer tot de onwaardigen noch hield ze langer vol woorden die te min zijn voor een godin uit te spreken en strekte haar handen uit naar de hemel en riep: "mogen jullie voor eeuwig in deze vijver leven"! En de wens van de godin kwam uit: het bevalt hen onder water te zijnen nu eens al hun ledematen onder te dompelen in de diepe poel , dan weer hun hoofd uit te steken en dan weer onder de oppervlakte te zwemmen, vaak gaan ze op de oever zitten en vaak springen ze terug in het koele water maar ook nu nog gebruiken ze hun stem door schandelijke twisten en nadat het schaamtegevoel is verdwenen proberen ze , zelfs al zitten ze onder water, te schelden. Ook hun stem is al schor en hun opgeblazen nekken ze willen verder op .De scheldwoorden maakten hun al wijde bek nog groter hun rug raakt hun hoofd en hun nek lijkt weggenomen. Hun rug is groen en hun buik, het grootste stuk van hun lichaam is wit. En zij springen nu rond in de modderige vijver als nieuwe kikkers.