5 Sallustius, tekst: 12 & 20
Categorie: Boek > Phoenix > Boek 4
DE MOORD OP HIEMPSAL

[12] Bij de eerste aankomst, die zoals ik hierboven heb vermeld
door de koningen was gehouden, hadden ze besloten wegens
meningsverschillen dat de schatkisten werden verdeeld en de grenzen
van het rijk voor elk één afzonderlijk werden bepaald. Daarom werd
een tijdstip bepaald voor elk van beide zaken maar een vroeger
tijdstip om het geld te verdelen. Intussen begaven de koningen zich
naar de plaatsen nabij de schatkamers de ene naar hier, de andere
naar daar.
Hiempsal gebruikte toevallig in de stad Thirimida een huis van
diegene, die, als de trouwste lijfwacht van Jugurtha, steeds
dierbaar en graag gezien bij hem was geweest. Deze (Jugurtha)
overlaadde hem met beloften, door het toeval aangeboden als
handlanger, en hij spoorde aan, alsof hij zijn huis bezocht, dat
hij naar zijn huis gaat en valse sleutels maakt - want de echte
werden elke avond naar Hiempsal gebracht - . Overigens wanneer de
toestand het eiste, zou hij zelf met een grote troep komen. De
Numidiër maakte in korte tijd de opdrachten af en toen hij op de
hoogte was gebracht, liet hij 's nachts soldaten van Jugurtha
binnen. En die, na binnen te breken in het huis, zochten in alle
richtingen naar de koning, doodden de enen die sliepen, de anderen
die tegemoet liepen, doorzochten geheime plaatsen, braken sloten,
zetten alles overhoop met lawaai en tumult. En intussen werd
Hiempsal gevonden, verborgen in de hut van een slavin, waarheen hij
was gevlucht in het begin angstig en onwetend van de plaats. De
Numidiërs brachten het hoofd, zoals ze bevolen waren, terug naar
Jugurtha. Het gerucht van zo'n grote misdaad verspreidde zich in
korte tijd over heel Afrika. Vrees overviel Adherbal en allen die
onder het gezag van Micipsa waren.

[20] Nadat, toen het rijk was verdeeld, de gezanten Afrika verlaten
hadden en Jugurtha, ondanks de vrees van zijn geest, zag dat hij de
beloningen van zijn misdaden had verkregen, menend dat het zeker
was dat alles in Rome te koop was, hetgeen hij bij de Numantiërs
van vrienden had vernomen en tegelijk aangevuurd door de beloften
van dezen, dewelke hij een beetje vroeger met geschenken had
overladen, richtte zijn geest op het koninkrijk van Adherbal.

Zelf was hij heftig en oorlogszuchtig. Maar deze, die hij aanviel,
was rustig, vredelievend, met een kalm karakter, gemakkelijk ten
prooi aan onrecht, eerder vrezend dan te vrezen.
Dus overviel de koning onverwachts zijn gebieden met een grote
bende, hij nam vele mensen gevangen samen met vee en andere buit,
stak huizen in brand, viel de meeste plaatsen vijandig aan met zijn
ruiterij.
Vervolgens keerde hij met de gehele bende naar zijn koninkrijk
terug, menend dat Adherbal door pijn bewogen het onrecht op hem
gepleegd zou wreken met geweld en dat deze zaak de oorzaak van
oorlog zou zijn.
Maar deze, omdat hij meende dat hij niet opgewassen was tegen
Jugurtha met wapens en meer steunde op de vriendschap van het
Romeinse volk dan van de Numidiërs, zond legaten naar Jugurtha om
te klagen over het onrecht. Hoewel deze beledigende antwoorden
hadden meegebracht, besloot hij toch eerder alles te verdragen dan
een oorlog te ondernemen, omdat een eerder beproefde oorlog anders
was afgelopen dan hij had verwacht.

Toch werd daardoor de begeerte van Jugurtha niet in grotere mate
verminderd, die immers in zijn geest zijn gehele rijk reeds had
overvallen.
Daarom begon hij oorlog te voeren, niet met een roversbende zoals
tevoren, maar met een groot, goed voorbereid leger en streefde
openlijk naar de heerschappij over geheel Numidië. Overigens,
waarlangs hij voorbijtrok verwoeste hij steden en velden, voerde
buit mee, deed het vertrouwen van de zijnen en de vrees van de
vijanden groeien.