Crito, Inleiding (43a1 - 44b4)
Categorie: Auteur > Plato
Socrates - Waarom ben je hier zo vroeg, Crito? Of is het niet zo vroeg meer?
Crito - Integendeel, het is nog zeer vroeg.
S - Hoe laat ongeveer?
C - Heel vroeg in de ochtend.
S - Ik ben verbaasd hoe de gevangenisbewaker voor jou heeft opengemaakt.
C - Hij is me reeds vertrouwd, Socrates, omdat ik vaak hierheen kom en daarbij ik gaf hem een fooitje.
S - Kwam jij hier zo even aan of al vroeger?
C - Tamelijk lang.
S - Waarom dan heb je me niet dadelijk gewekt, maar zit jij hier in stilte bij mij?
C - Bij Zeus, Socrates, ik had zelf niet zulke smart slapeloos willen doorstaan, maar ik bewonder het al lang terwijl ik zie hoe rustig jij slaapt. Met opzet heb ik je niet gewekt zodat jij je tijd zo aangenaam mogelijk zou doorbrengen. Rechtuit gezegd: ook vroeger prees ik je dikwijls gelukkig in heel je leven om je karakter, het allermeeste tijdens het noodlot dat je nu treft, hoe gemakkelijk en gelaten je het draagt.
S - Immers ook, Crito, het zou dwaas zijn zich op zulke leeftijd daaraan te ergeren als het nodig is te sterven.
C - Ook anderen, Socrates, raken op zulke leeftijd betrokken bij zulke rampen, maar in niets belet de leeftijd hen zich te ergeren aan hun huidige lot.
S - Zo is het: Waarom dan wel ben je zo vroeg gekomen?
C - Socrates, ik breng een lastige en zware boodschap, niet voor jou, maar voor mij en je vrienden, waaronder ik, naar ik meen, mede het zwaarst gebukt zal gaan.
S - Welke is het? Is het schip dan aangekomen uit Delos na wiens aankomst ik moet sterven?
C - Inderdaad, het is er weliswaar nog niet, maar ik meen dat het vandaag zal aankomen, te oordelen naar wat diegene meldden, die vanbij Sunion kwamen en die het daar achterlieten. Het is dus duidelijk, voortgaand op de bodes, dat het vandaag aankomt en het zal een noodzaak zijn dat je morgen je leven beëindigt, Socrates.
S - Komaan, Crito, in godsnaam, op hoop van zegen: als het op die wijze door de goden geliefd/gewenst is, dan zal het zo zijn. Ik meen echter dat het schip vandaag niet zal aankomen.
C - Waaruit leid je dat af?
S - Ik zal het je zeggen: immers als ik het niet misheb, moet ik sterven de dag nadat het schip is aangekomen.
C - Ja, dat zeggen tenminste de Elfmannen.
S - Ik meen dat het schip niet in de loop van de komende dag maar morgen zal aankomen. Ik leidde dit af uit een droom, die ik even tevoren vannacht heb gezien. Het ziet er naar uit dat je me op het juiste moment gewekt hebt.
C - Wat was die droom dan wel?
S - Het scheen me toe dat een mooie en schone vrouw in een wit gewaad, naar me toe kwam, die me riep en zei: 'Socrates,wellicht zal je morgen in het vruchtbare Ftië aankomen!
C - Een merkwaardige droom, Socrates.
S - Maar toch een duidelijke, schijnt het me, Crito.