Crito, Prosopopee der Wetten: de eerste Minor (49e9 - 51b5)
Categorie: Auteur > Plato
S - Ga het dan na vanuit deze beschouwing. Indien ik wegga na de stad niet overtuigd te hebben doen we dan geen kwaad, aan wie we het minst het zouden mogen, of niet?En blijven we dan bij hetgeen we overeengekomen over het recht, of niet?
C - Ik kan niet, o Socrates, antwoorden op wat je vraagt; want ik weet het niet.
S - Onderzoek het dan zo. Terwijl ik op het punt sta ‘m hiervandaan te smeren, als ik het zo mag noemen, komen de wetten en de burgergemeenschap van de stad ons tegemoet en vijandig tegenover ons staand vragen ze: “Zeg me, o Socrates,wat ben jij van plan te doen? Maar bedoel je door uw daad iets anders te vernietigen dan ons de wetten en de gehele stad voor zover ge kunt? Meent gij dat en stad in staat is te bestaan en niet omvergeworpen kan worden, waar gevelde vonnissen geen kracht hebben, maar door gewone burgers onrein worden gemaakt en worden vernietigd?” Wat zullen wij antwoorden, o Krito, over deze en de andere woorden? Want de meesten, in het bijzonder als hij een redenaar is, zouden dingen kunnen zeggen ter verdediging van de wet die men tracht te doden, een wet die voorschrijft dat rechtvaardige wetten geldig zijn.Wij zouden kunnen zeggen: “ Want de staat was onrechtvaardig aan ons en het niet een juist vonnis uitgesproken." Of wat anders zouden we zeggen?
C - Dat bij Zeus, o Socrates.
S - Maar wat (zullen we zeggen), indien de wetten zeggen: “O Socrates, of werd dit door ons en jou overeengekomen, of blijf je bij het vonnis dat door de stad werd geveld?” Indien wij verwonderd zijn na ze dit gezegd hebben, zouden zij wellicht zeggen: “O Socrates, wees niet verbaasd over het gezegde, maar antwoord, vermits je gewoon bent om te gaan met vragen en antwoorden. Spreek dan, wat verwijt je ons, dat je ons aanvalt om ons en de stad te vernietigen. Brachten wij je niet ten eerste ter wereld, en dankzij ons verkreeg je moeder jouw vader en verwekten ze jou? Zeg dan, of je bezwaar hebt tegen de wetten van ons omtrent het huwelijk?” “Ik heb geen bezwaren” zou ik zeggen. “Maar diegene omtrent het grootbrengen en voeden van diegene die geboren is door dewelke jij bent opgevoed? Waren de daarvoor gestelde wetten van ons niet juist toen we aan je vader bevolen jou op te voeden in muziek en gymnastiek?” “juist”, zou ik zeggen. “ Goed zo; aangezien wij u ter wereld hebben gebracht en u hebben grootgebracht en opgevoed, kunt gij dan zeggen dat gij niet vooreerst een kind en een slaaf zijt van ons, zoals gij zelf en uw voorouders? En indien dat zo is, meent ge dan dat uw recht en dat van ons op een lijn staat, en dat wij alwie kunnen aanvallen, en jij meent dat wat gij terugdoet rechtvaardig is? En tegenover je vader heb je niet het zelfde recht en tegenover je voogd indien je er toevallig een zou hebben, opdat je het telkens aangedane niet terugdoet, noch dat je tegenspreekt als je iets slecht tegen je gezegd wordt, noch dat je uit wraak terugslaat als je geslagen wordt; En omdat voor het vaderland en de wetten geoorloofd is, dat wij u aanvallen om u te doden omdat het aan ons rechtvaardig schijnt, dat gij meent ons de wetten en het vaderland aan te vallen om op uw beurt te vernietigen zover je kunt, en gij meent rechtvaardig te handelen, gij die in werkelijkheid zorg draagt voor de deugden?. Of is het de filosoof ontgaan dat het vaderland eerbiedwaardiger en verhevener en heiliger is en in hogere achting staat van goden en mensen met verstand dan moeder en vader en alle andere voorouders, en men moet het vaderland eren en meer ontzien en vleien als het vaderland kwaad is, en of het overreden of doen wat het vraagt, en dulden terwijl ge rustig blijft indien het lijden vooropstelt, hetzij door slaan, hetzij door op te sluiten, en indien ze u vooropstellen naar de oorlog te gaan waar ge verwond of gedood zult worden, moet men dat doen, en het is zo rechtvaardig, en men mag niet wijken, noch zich terugtrekken, noch zijn gelid verlaten, maar en in de oorlog en in de rechtszaal en waar dan ook, moet hij dat doen dat wat de stad en het vaderland vraagt, of hij moet hen overtuigen zoals van nature het recht is, en zoals het niet vroom is geweld te gebruiken tegen vader en moeder, is dat veel minder moogt ge dat tegen het vaderland doen.” Wat zullen we op dat zeggen, o Krito? Spreken de wetten de waarheid of niet?
C - Het schijnt zo aan mij.