Tekst 24: De vijand in het kamp
Categorie: Boek > Bello Gallico > Boek 2
Toen op dat moment onze ruiters en het licht gewapende voetvolk, dat bij hen was geweest en die bij de eerste aanval verdreven waren (zoals ik had gezegd), zich in het kamp terugtrokken, botsten ze op de vijand en sloegen ze langs de andere kant op de vlucht. En de knechten, die van aan het achterpoortje en de top van de heuvel hadden gezien dat onze soldaten als overwinnaars de stroom waren overgestoken en die erop uittrokken om te gaan plunderen, sloegen hals over kop op de vlucht, toen ze omgekeken hadden en de vijand in ons kamp hadden zien rondlopen. Tegelijk ontstond er een geroep en gejammer van de mannen die met de bagage meekwamen en ze vluchtten in paniek elk naar een andere kant. Geschokt door heel deze situatie, trokken de ruiters van de Treveriërs, over wie de Galliërs een buitengewone opvatting van hun moed hadden en die nadatvze door hun stam uitgestuurd waren om hulp naar Caesar waren gekomen, naar huis terug, nadat ze gezien hadden dat ons kamp met vijanden gevuld was, dat onze legioenen in nood (=onderdrukt) en bijna omsingeld waren, dat de knechten, de ruiters, de slingeraars en de Numibiërs uiteengedreven en uiteengejaagd naar alle kanten wegvluchten en nadat ze onze zaken hadden opgegeven (= nadat ze de hoop voor ons hadden opgegeven). Ze melden op hun beurt aan hun stam dat de Romeinen verdreven en overwonnen waren en dat ze zich meester hadden gemaakt van het kamp en de bagage.