Tekst 8: Klaar voor de aanval
Categorie: Boek > Bello Gallico > Boek 2
Ten eerste besloot Caesar af te zien van de veldslag, zowel omwille van de menigte vijanden als omwille van de uitnemende moed van de vijanden. Toch nam hij elke dag de proef door ruiterijgevechten, [om te zien] wat de vijand in dapperheid kon en wat de onzen durfden. Hij zag in dat de onzen niet minder waardig waren. De ruimte voor het kamp was van nature zeer geschikt om er een leger in slaglinie op te stellen. De heuvel, waarop het kamp lag, verrees een beetje uit de vlakte en bood in de breedte tegenover de vijand juist zoveel plaats als een leger, in slaglinie opgesteld, nodig had. Aan beide zijden was een steile helling, maar vooraan ging het zachtjes hellend over in de vlakte. Daarom liet hij een gracht van 400 passen breed graven aan elk van beide zijden, loodrecht op de richting van de linies. Aan de uiteinden plaatste hij verdedigingsposten en werpmachines, opdat de vijand, die zoveel door haar aantal kon, hen niet konden omsingelen wanneer ze langs de zijden strijden nadat hij de alsglinie had opgesteld. Na deze dingen gedaan te hebben, liet hij de twee legioenen, die hij onlangs gelicht had, in het kamp achter, om in geval van nood hulp te bieden in de strijd. De overige 6 legioenen stelde hij op voor het kamp. Nadat ze uit het kamp geleid waren, stelde de vijand zijn troepen op.