Tekst 2.1
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 1 (Oude Druk)
Lucius is een zoon. Marcus is een zoon.
De zonen zijn tweeling.
Lucius en Marcus wandelen door het huis.
De tweeling gaat het werkvertrek binnen.
Vader is in het werkvertrek.
De jongen groeten vader. Vader groet de jongens.

Moeder zit in het atrium. In het atrium werken slaven enslavinnen.
Marcia kijkt naar de slaven enslavinnen.
De zonen gaat het atrium binnen en zien moeder.
Gegroet moeder. Moeder groet de zonen.

Marcus en Lucius zoeken opa.
De Kleinzoon roepen opa, maar opa hoort de kleinzonen niet
Opa slaapt nog in de slaapkamer.

De jongens spelen in de tuin. Felix is in de tuin.
Felix ziet de tweeling, maar de tweeling ziet de poes niet
De poes zit in de boom, boven in de boom.
De jongens zoeken de poes, maar ze vinden de poes niet.
Plotseling horen ze een miauw. Nu zien ze Felix.
De tweeling zijn blij en vragen: Dag Felix, hoe gaat het met je?