Hoofdstuk 8, tekst: Epigrammen van Martialis:
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 3
De dichter
1. Mijn Rome, prijst, houdt van, bezingt de poëtische boekjes.Het boekje zit in elke plooi, en elke hand heeft het. Kijk iemand blozen, bleek zien, versteld staan, de mond wijd opensperren en haten. Dat is wat ik wil: Nu bevallen onze gedichten ook aan onszelf.
2. Paulus koopt gedichten, Paulus leest z'n eigen gedichten voor. Want dat wat hij koopt, kun je met recht je eigen noemen.
3. Het boekje dat jij voorleest, Fidentine, is mijn boekje. Maar wanneer jij slecht voorleest, begint het jouwe te zijn.
4. O Pontiliane, waarom stuur ik mijn boekje niet naar jou? Opdat jij de jouwe niet aan mij zendt, o Pontiliane.

De professional:
5. Onlangs was hij arts, nu is Diaulus begrafenisondernemer: Dat wat Diaulus als begrafenisondernemer doet, had hij ook als arts gedaan..
6. Ik voelde me beroerd, maar jij bent meteen bij me gekomen, Symmache, begeleid met honderd leerlingen. Honderd handen raken aan, koud door de noordenwind. Ik had geen koorts, nu heb ik het wel.
7. Wanneer de anderen schreeuwen, praat jij slechts, Naevolis en jij beschouwt jezelf als advocaat en als pleitbezorger. Op die manier kan iedereen zeggen dat hij welbespraakt is. Kijk, allen zwijgen: Naevolis, zeg iets.

Lijf en leed:
8. Als ik mij herinner, Aelia, waren er vier tanden aan jou: Twee verdreven door een hoestbij, en [weer] twee verdreven door [nog] een hoestbui. Nu kan jij op alle dagen zonder zorgen hoesten. De derde hoest heeft niets [meer] om weg te halen.
9. Thais heeft zwarte tanden, Laecanie heeft witte tanden. Hoe zit dat? De laatstgenoemde heeft ze gekocht en de eerste haar eigen.
10. Aan sommigen geef jij een kus, en aan anderen geef jij een rechterhand. Jij vraagt: wat wil je liever? Kies! Ik wil liever de hand.
11. Het oortje van Marius stinkt verschrikkelijk. Jij doet dit, Nester, jij kletst in het oortje.
12. Flaccus, weet, wanneer je in het badhuis een applaus zal hebben gehoord, dat daar de pik van Maro is.

Echtelijke liefde
13. Paula verlangt ons te trouwen, (maar) ik wil Paula niet trouwen: ze is een oude vrouw. Ik zou wel willen als ze een oudere vrouw was.
14. Kleine Gemellus verlangt naar de bruiloft met Maronilla en hij begeert en hij dringt aan en hij geeft (haar cadeautjes) en hij smeekt. Is zij dan zo mooi? Integendeel er is niets lelijker. Dus wat wordt er in haar gezocht en wat bevalt hem? Ze hoest.
15. O Fabianis, alle vrienden van Lycoris heeft zij ten grave gedragen: Ach, was zij maar de vriendin van mijn vrouw.
16. Galla is met jou na de dood van haar zeven voorafgaande mannen getrouwd, Picente. Galla, denk ik, wil nu haar mannen in het graf volgen.