Georgica 1, r. 356 - 389
Categorie: Auteur > Vergilius
Onmiddellijk na het opsteken van de wind, worden ofwel de golven (van de zee) in beweging gebracht en beginnen ze aan te zwellen en hoort men een droog gekraak vanuit de bergen, ofwel hoor je van ver dat de golven tegen de kusten slaan en begint het geruis van het woud toe te nemen. Op het moment waarop de golven tegen de gekromde schepen aanslaan, vliegen de meeuwen haastig terug vanuit volle zee, bereikt het gekrijs de kusten en spelen de aalscholvers van de zee op het droge ; en wanneer de reiger zijn vertrouwde moerassen verlaat, vliegt de reiger boven een hoge wolk.
Wanneer het onweer opsteekt, zal je ook vaak sterren zien die hals over kop ui de hemel vallen, en ‘s nachts zullen er lange, vurige strepen zichtbaar worden. Vaak zal je ook licht kaf en neervallende blaadjes in het rond zien vliegen, ofwel heel veel drijvende veren die met elkaar spelen op het wateroppervlak.
Maar wanneer het bliksemt in het grimmige boreas en dondert in het huis van Eurus en Zyphus, staan alle akkers onder water door de volle grachten en alle zeevaarders halen de vochtige zeilen binnen. Regen berokkent nooit schade aan iemand die alles heeft voorzien. Ofwel zijn de kraanvogels die nu hoog vanuit de zeer diepe valleien vliegen, de opkomende regen ontvlucht, ofwel heeft een vrouwelijk kalfje, terwijl ze omhoog keek naar de hemel, met wijd openstaande neusgaten lucht gesnoven. Ofwel heeft een zwaluw met scherpe kreten scherpe rondjes rond het meer gevlogen en de kikkers een oud klaagliedje in de modder gezongen.
Nogal dikwijls hebben de mieren, die altijd dezelfde route trekken, hun eitjes weggeborgen in hun nest diep onder de grond ; en is er een enorme regenboog ontstaan en heeft een heel leger raven, die zich treugtrekken van het grazen met een grote groep, zich laten horen door alle vleugels die tegen elkaar kletterden.
Verder zou je kunnen zien dat verscheidene soorten zeevogels en de vogels, die aan de Aziatische weides aan de Caystrus-rivier in de zoete meren woelen en overvloedig veel water over hun kop goten alsof het om een strijd zou gaan, hun kop in de golven staken en dan weer naar de golven liepen en door hun ijver om zich te wassen onnodig druk deden. Toen riep de kraai ongeremd met luide stem om regen en wandelde (hij) alleen in het nog droge zand.