georgica
Categorie: Auteur > Vergilius
Het is wel degelijk de toorn van een godheid die je kwelt. Je boet voor een zwaar vergrijp. Orpheus, beklagenswaardig om zijn lijden dat hij helemaal niet verdiend heeft, legt jou deze straf op en zal het blijven doen als het lot er zich niet tegen verzet. Hij gaat hevig tekeer ter vergelding van de roof van zijn echtgenote.

Terwijl zij hals over kop voor jou op de vlucht ging langs de (oevers van de) rivier, zag dat tot sterven gedoemde meisje namelijk niet hoe een reusachtige waterslang voor haar voeten in het hoge gras verscholen lag. Het koor van de Dryaden, haar vriendinnen, vulde de toppen van de bergen met gehuil. De toppen van het Rhodepegebergte, het Pangaiosgebergte, en het krijgszuchtige land van Rhesus, de Geten, de Hebros en de Attische Orithyia weenden.

Orpheus trachtte zijn liefdesverdriet te verzachten door op zijn schildpadschelp te spelen. En hij bezong jou, lieve echtgenote, bij zichzelf op de verlaten kust; hij bezong jou bij het aanbreken van de dag en bij zonsondergang. Zelf de ingang van de Taenaron, de diepe toegang tot de onderwereld en het heilige woud dat in duisternis is gehuld door angstaanjagend zwart, drong hij binnen.

Hij ging naar de schimmen en hun huiveringwekkende koning, naar de harten die niet in staat zijn vermurwd te worden door menselijke smeekbeden. Maar ontroerd door zijn gezang, kwamen de ijle schimmen uit de diepste verblijven van Erebus en de schijngestalte van zij die daglicht moeten missen.

Heel de onderwereld is onder de indruk van Orpheus’ gezang.


Orpheus keerde al terug, alle lotgevallen was hij al te boven gekomen en Euridice, die hem teruggeven was, kwam al naar de bovenwereld achter hem aanlopend (want deze voorwaarde had Prozerpina gesteld), toen een plotse onbezonnenheid zich van de nietsvermoedende minnaar meester maakte.
Deze vlaag van waanzin zou te vergeven zijn welliswaar, als de schimmen maar konden vergeven.

Hij bleef staan en keek om naar zijn Euridice toen ze reeds onder het daglicht kwamen, onnadenkend -helaas!- en overwonnen in zijn geest door hartstocht. Op dat moment werd al zijn moeite ongedaan gemaakt, de overeenkomst met de harteloze heerser werd verbroken en 3 x werd gedaver gehoord in de poelen van de Avernus.
En zij zei :”Wie heeft mij, ongelukkige, en jou ten gronde gericht, Orpheus? Welke zo grote waanzin? Zie! Het wrede noodlot roept mij nog eens terug en de slaap bedekt mijn brekende ogen. En dan nu vaarwel : ik word meegevoerd, omgeven door ontzagelijke nacht, terwijl ik mijn krachteloze handen naar jou uitstrek. Ik ben helaas niet langer de jouwe.”

Tot zover Euridice.

Plots vluchtte zij uit zijn ogen, de andere kant op, zoals rook die vermengt is met ijle lucht; hij greep tevergeefs naar haar schim en wilde nog veel zeggen, maar ze zag hem niet meer terug.
De veerman liet hem niet nog eens de poel, die hem de weg versperde, oversteken. Wat moest hij doen, waar moest hij heen nu zijn echtgenote hem voor de tweede maal ontnomen was. Met welke tranen moest hij de schimmen vermurwen, welke godheden moest hij met zijn stem ontroeren?
Zij (van haar kant) voer reeds koud in het bootje op de Styx.


Orpheus weent 7 maand aan een stuk en zijn trieste gezang trekt tijgers en eiken aan.


Geen enkele liefde, geen enkel huwelijk interesseerde hem. Eenzaam doorkruiste hij de noordelijke ijsvlakten, de besneeuwde Tanaïs en de velden van de Riphaeusbergen die nooit vrij zijn van rijm, klagend over de roof van Euridice en het vergeefse geschenk van Pluto.

Vrouwen van de Cicones waren gekrenkt door dit eerbewijs :
Tijdens godsdienstige feesten en nachtelijke orgieën ter ere van Bacchus, verstrooiden ze de verscheurde jongeman over de wijde velden. Ook toen nog, toen de Tracische Hebros zijn hoofd dat van zijn marmeren hals was afgerukt, midden in de stroming meevoerde en deed rondtollen, bleven zijn stem zelf en zijn koude tong, Euridice roepen “Ach ongelukkige Euridice”, terwijl zijn adem vervloog. Over heel de rivier weerkaatsten de oevers Euridice.