Hoofdstuk 11, tekst A (versie 1)
Categorie: Boek > Disco > Boek 1
1 Dido was zeer verdrietig, nadat de Trojanen met hun schepen de kust hadden verlaten.
2 's Nachts kon ze niet slapen, ze zwierf overdag door de stad
3 en verwaarloosde haar taken. Ten slotte, omdat niets haar woede en verdriet
4 kon bedaren, verlangde ze te sterven.
5 Stiekem richtte zij onder de hemel een brandstapel op. Daar plaatste zij kledingstukken, een zwaard,
6 een portret van Aeneas en een bed, waarop zij vele nachten geslapen hadden.
7 Nadat zij de brandstapel had beklommen ging ze op het bed liggen en zei:
8 O goden van de onderwereld, neem nu deze ziel aan.
9 Ik heb geleefd en ik heb de loop van mijn leven voltooid. Ik heb de stad en de muren van mijn stad gezien.
10 Ik was gelukkig, totdat de schepen van de Trojanen op de kust van Afrika zijn beland.
11 Ik hield van de leider van de Trojanen, maar die man vluchtte weg met schepen en liet mij in de steek.
12 Onbetrouwbare, jij zult mij niet zonder straf bedriegen! Ik zweer bij de sterren:
13 mijn woede zal jou altijd volgen, waarheen jij ook gaat.
14 In Italie zullen jou, en je zoon, en je nakomelingen veel oorlogen te wachten staan.
15 Nadat zij met deze woorden Aeneas had vervloekt,
16 doorboorde ze haar borst met een zwaard. Zo beƫindigde koningin Dido haar leven.