pag. 48 - Bij gebrek aan dynamiet 21.37
Eindelijk, nadat lastdieren en mensen zinloos waren afgemat, [werd] er een
60 kamp op de bergrug opgeslagen, nadat met de grootste moeite (juist) voor dit doel een terrein was schoongemaakt; zoveel sneeuw moest [weg]gegraven en afgevoerd worden. Vervolgens, om de rots waarlangs als enige een weg kon zijn begaanbaar te maken, werden er soldaten aangevoerd en, omdat er steen [weg]gehakt moest worden, maakten ze, nadat in de omtrek enorme bomen waren geveld en van takken ontdaan, een geweldige stapel hout(en) en, toen er ook een windkracht, geschikt om vuur te maken, was ontstaan, staken ze die (van onderen) aan en maakten ze de gloeiende stenen poreus door er azijn
65 over te gieten. Zo legden zij de rots [die] verschroeid [was] door het vuur met ijzer[en werktuigen] open en verminderden de glooiing(en) door kleine bochten, zodat niet alleen de lastdieren, maar ook de olifanten naar beneden geleid konden worden. Vier dagen [zijn] doorgebracht rond de rots, waarbij de lastdieren bijna van honger waren omgekomen; want de toppen zijn zo goed als kaal en, als er iets te grazen is, bedekt de sneeuw [dat]. De lagere [delen] van het
70 dal hebben enige zonnige heuvels en beken dicht bij bossen en plaatsen [die] menselijke bewoning al meer waard [zijn]. Daar [werden] de lastdieren het gras in gestuurd en rust gegeven aan de mannen, [die] vermoeid [waren] door het aanleggen van de weg. Vandaar daalde men in drie dagen af naar de vlakte, terwijl zowel het terrein als het karakter van de omwonenden allengs vriendelijker werden.