pag. 161 - Scipio’s huwelijksgeschenk 26.50.10-14
Categorie: Boek > Examenboeken > 2006: Eeuwige haat: Rome en Carthago
Toen de jongeman, tegelijk door verlegenheid en vreugde overweldigd, terwijl hij de rechterhand van Scipio vasthield, alle goden aanriep om het hem te vergelden uit zijn naam (in plaats van hem), omdat hijzelf bij lange na niet [daartoe] voldoende mogelijkheid had in verhouding tot zijn eigen gevoelens en zijn [Scipio’s] verdienste jegens hem, [zijn] vervolgens de ouders en verwanten van het meisje geroepen; dezen, aangezien het meisje zonder betaling aan hen
75 werd teruggegeven, voor het vrijkopen van wie ze een tamelijk groot gewicht aan goud hadden meegebracht, begonnen Scipio te smeken om dat van hen als geschenk aan te nemen, waarbij ze verzekerden dat bij hen de dank daarvoor (voor die zaak) niet minder [groot] zou zijn dan hij was voor het ongeschonden teruggeven van het meisje. Nadat Scipio, omdat ze het zo dringend vroegen, beloofd had dat hij het zou aannemen, liet hij het voor zijn voeten neerleggen
80 en, nadat hij Allucius bij zich had geroepen, zei hij: ‘Boven [op] de bruidsschat die je op het punt staat van je schoonvader te ontvangen, zullen deze bruidsgeschenken voor jou van mij (erbij) komen’ en hij verzocht hem het goud te nemen en als het zijne te beschouwen (voor zich te houden). Nadat hij, verheugd over deze geschenken en eerbewijzen, naar huis was weggezonden, overstelpte hij zijn landgenoten met verdiende lofprijzingen voor Scipio: [hij zei] dat er een jongeman was gekomen, zeer veel lijkend op de goden, die alles overwon, niet alleen met wapens, maar ook met vriendelijkheid en weldaden. Dus nadat hij een lichting had gehouden onder zijn onderdanen, keerde hij
85 met veertienhonderd uitgelezen ruiters binnen enkele dagen naar Scipio terug.