Hoofdstuk 8, Tekst D
Categorie: Boek > Kosmos > Oude druk
Skolion 1
Telkens wanneer Bakchos gekomen is,
slapen de zorgen;
en ik meen de dingen/rijkdom van Kroisos te hebben.
Ik wil mooi zingen,
en ik lig met klimop bekranst,
en alles lap ik van harte [lettterlijk met mijn hart) aan mijn laars;
maak het gereed, en ik drink.
Breng me een beker, jongen;
want het is veel beter dat ik dronken
neerlig dan dood [letterlijk: nadat ik gestorven ben]

skolion 2
Veel wijn drinken is voor jou een ellende; maar als iemand
deze met verstand [letterlijk: terwijl hij weet] drinkt, dan is deze niet slecht, maar goed.

Skolion 3
Telkens wanneer ik de wijn drink,
slapen mijn zorgen.
Waarom bekommer ik mij om jammerklachten, waarom om inspanningen,
waarom om zorgen?
Ik moet sterven, ook als ik niet wil;
waarom moet ik gedurende het leven [of: mijn leven lang] dwalen?
Laten we dus de wijn drinken
van de mooie Lyaios;
Op het moment dat wij drinken
slapen de zorgen.

Skolion 4
Drink en wees blij; want wat morgen, of wat de toekomst is,
weet niemand. Ren niet, span je niet in;
wees lief, zoals je kunt, deel uit, eet, denk sterfelijke dingen;
het leven is geenszins geheel verwijderd van het niet-leven.
Het hele leven is zo, slechts een ogenblik. Als je het eerder/tijdig neemt, is het van jou,
maar als je gestorven bent, is alles van een ander, en jij hebt niets.

Skolion 5
De aarde zwart (als zij is) drinkt,
en de bomen drinken haar.
De zee drinkt de bergstromen,
en de zon de zee
en de maan de zon.
Waarom strijden jullie met mij, vrienden,
als ik zelf ook wil drinken?

Skolion 6
Ik geef niet om Gyges’ rijkdom (dingen),
de heerser van Sardes.
Nog nooit heeft jaloezie mij gegrepen,
en ik ben niet jaloers op tirannen.
Ik vind het fijn om met parfum
mijn baard te besprenkelen;
Ik geef erom met rozen
hoofden te bekransen.
Het heden gaat mij ter harte,
maar wie kent (de dag van) morgen?