Hoofdstuk 4, oefening 57
Categorie: Boek > Fabulae
1. De vrome vrouw komt niet om; Jupiter redt de vrome man.
2. Na de vergadering dompelen de goden de grote aarde onder en vernietigen zij de goddeloze geslachten der mensen.
3. De koning krijgt een beeld van een groot dier.
4. Jij, schaamteloze, jij maakt het vlees van een man klaar als voedsel, maar jij overwint de god niet met deze list.
5. De lichamen van de dode mannen liggen op de aarde.
6. Lycaon ziet jou in de gedaante van een mens en hij wenst jou op de proef te stellen.
7. De goden gieten het water over de bergen van de aarde, over de bomen van de bossen, over de akkers van goede en slechte mensen.
8. Als jullie je gasten niet verzorgen, zijn jullie goddeloos, mensen.
9. Zij zien uw wonderen; toch houden ze u niet voor een god.
10. Eén man dompelen wij niet onder water, één vrouw redden wij.