Hoofdstuk 33, tekstblok
Categorie: Boek > Lingua Latina > Boek 3
Ik wil aan jullie de inhoud van de komedie vertellen, als jullie in stilte willen luisteren. Aan wie die niet wil luisteren, dat hij weggaat, opdat zijn plaats voor wie luisteren wil is. De naam van deze komedie in het Grieks is opschepper, in het Latijn willen wij echter dat deze man blaaskaak genoemd wordt. Jullie zullen een of andere soldaat zien, wie alle tijden wil dat zijn eigen kwaliteiten geprezen worden, die niets liever wil dan opscheppen over zijn gedane zaken- maar ze zijn allen bedacht en onwaar. “Alle vrouwen,” zei hij “die mij hebben gezien, zij willen door niemand bemind worden, behalve door mij, omdat ik van de adelijkste gestalte ben en door mijn menselijkheid, vriendelijkheid en geluk de daden van mijn voorouders waardig ben. Ik zou willen dat ik minder mooi was, opdat ik niet door alle vrouwen met de liefde wordt gekweld!” Maar toch niet schijnt ooit enige vrouwe hem te hebben bemind. Allen, die hij eerder vastpakte en verleidde door geschenken en beloften, wilden door hem niet worden bemind. Daar om voerde hij een of ander heel mooi meisje weg uit Athene hierheen zonder dat zij dat wilde en verstopte haar in huis. En ik ben blij en welwillend van plan haar te helpen omdat zij niets liever wil. De jongen is al aanwezig die zij alleen bemint. Haar ouders uit Athene worden gezegd (of men zegt dat) grote rijkdom te bezitten, en als hij geen geld spaart zullen wij het meisje zeker moeten bevrijden van die tiran daar, vooral omdat de bewaker als het domste mens wordt gezien. Maar wij hebben ons gereed gemaakt voor een list en aanslagen terwijl een zekere oude man ons helpt. Willen jullie overigens luisteren? Meteen zal ik vertellen; Wij overtuigen die militair- maar kijk: De meester zoekt mij! “Ik ben al aanwezig meester, ik geef mijn oren aan u! Wat wilt u of wat hebt u gewild, o sieraad van deze tijd?” (tegen het publiek, terwijl hij gaat) “Nu zou ik willen, dat jullie welwillend luisteren!”.