Homeros Ilias boek 6, 237 - 529
Categorie: Auteur > Homeros
En toen Hektor aankwam bij de Skaiische poort en de eik,
verdrongen zich de vrouwen en dochters van de Trojanen zich rondom hem,
vragend naar hun zoons en broeders, hun vrienden
240 en echtgenoten. En toen riep hij hen aan aan de goden te bidden,
op de rij af: maar op velen drukte zwaar het lot...
Zo kwam hij bij het prachtige huis van Priamos,
gebouwd met een goedgeschaafde zuilengang - daarin echter
waren vijftig kamers van gepolijste steen,
245 dicht bij elkaar gebouwd: en daar
sliepen de kinderen van Priamos bij hun wettige echtgenoten:
en aan de overzijde binnen in de hof
waren twaalf kamers met een dak van gepolijste steen,
dicht bij elkaar gebouwd - en daar
250 sliepen de schoonzoons van Priamos bij hun geliefde vrouwen.
Daar kwam hem zijn milde moeder tegemoet,
zij kwam samen met Laodike, de mooiste van haar dochters.
Zij drukte hem de hand, en sprak:
'Kind, waarom heb je de dappere strijd verlaten en kom je hier?
255 Wordt soms de stad door de zonen der Grieken te erg bestormd,
en spoort je hart je aan hierheen te komen
en vanuit de burcht naar Zeus je handen te heffen!
Vooruit, ik zal je honingzoeten wijn geven,
zodat je kunt plengen aan vader Zeus en aan de andere onsterfelijken
260 eerst, en daarna ook jezelf kunt bevoordelen, als je haar drinkt.
Wijn versterkt de krachten van een man,
vermoeid als jij om je vrienden te redden.'
En toen antwoorde haar de grote helmboswuivende Hektor:
'Machtige moeder, reik mij niet de verkwikkende wijn,
265 Laat me niet mijn kracht verlammen en mijn weerstand verliezen!
En ik wil niet de fonkelende wijn met ongewassen handen aan Zeus plengen,
noch aan de donkerwolkige zoon van Kronos te bidden,
bevlekt met bloed en vuil.
Maar jijmoet naar de tempel van Athena de buitbrengster gaan
met brandoffers, nadat je oude vrouwen hebt verzameld:
en jij moet de peplos, die voor jou het mooiste en het grootst is
in het paleis en aan jou het meest geliefd,
plaatsen op de schoot van de schoongelokte godin
en aan haar twaalf runderen in haar tempel beloven,
275 eenjarig, niet onder het juk getemd, om haar te smeken, medelijden te hebben
met de stad en echtgenotes en jonge kinderen van de Trojanen
Wellicht weert zij van het helig Troje de zoon van Tydeus,
de wilde lansvechter, verwekker van grote angst!
Maar ga jij nu snel naar de tempel van Athene!
En ik zal Paris zoeken en hem roepen,
hopelijk wil hij naar mijn woorden luisteren.
Moge de aarde hem verslinden! Want de Olympier voedde hem op tot een groot leed
voor Troje en voor Koning Priamos en diens zoons!
Als ik hem in de Hades zou zien afdalen,
285 dan kon mijn hart zijn bittere zorgen misschien vergeten!
Zo sprak hij: en zij ging naar huis en beval haar slavinnen
en zij riepen de oude vrouwen in de stad samen.
Zelf ging zij naar een geurige kamer, waar de rijkversierde pepli waren,
werk van Sidonische vrouwen, die de godgelijkende zoon van Alexandros zelf
uit Sydonie had gehaald, de brede zee bevarend,
dezelfde weg, waarover hij Helena naar huis had gevoerd.
Zij koos er daar een van voor het heiligdom van Athene
met de mooiste borduursels versierd en de grootste
en hij schitterde als een ster – en hij lag onder de andere.
En zij ging erheen, en vele oude vrouwen volgden haar.
En toen zij bij het heiligdom van Athene waren in de hoge stad,
opende voor het de deuren Theano met de mooie wangen,
de dochter van Kisseus, echtgenote van de paardentemmende Anthenoros,
want haar plaatsten de Trojanen in het heiligdom van Athene.
En zij allen hieven smekend de handen omhoog naar Athene.
En zij pakte het kleed, de schoonwangige Theano,
en plaatste het op de schoot van de schoongelokte Athena:
En zij bad en vrieg de grootse dochter van Zeus:
'Eerbiedwaardige Athene! Beschermster van de stad, verheven godin!
Breek de lans van Diomedes en geef, dat hij voorovervalt
in het stof voorde Skaiische poort,
Wij zullen u meteen twaalf runderen offeren in de tempel,
eenjarig, onder het juk getemd, of je medelijden krijgt met
de stad en de echtgenoten en de jeugdige kinderen van de Trojanen!'
Zo sprak zij biddend, maar Pallas Athene wendde het hoofd.
Zo baden zij tot de machtige dochter van Zeus:
en Hektor ging naar de mooie vertrekken van de zoon van Alexandros,
door hem zelf gebouwd met mannen, die de beste bouwers waren
van het grofkuitig Troje
Zij maakten voor hem een slaapvertrek en een kamer en een hof,
dichtbij die van Priamos en Hektor, in de hoge stad.
Daar ging de aan Zeus geliefde Hektor heen, en hij hield in de hand
een lans, welf el lang, van voren glansde de
bronzen punt, vervat in een ring.
Hij vond hem in het vrouwenvertrek, waar hij bezig was met prachtige wapens,
betastend een schild en een pantser, en een gekromde boog.
En de Griekse Helena zat met haar slavinnen
en leidde het prachtige weefwerk.
325 En toen Hektor hem zag beschimpte hij hem en sprak de verwijtende woorden:
'Verdwaasde! Deze woede in je hart is niet terecht!
Het volk sterft terwijl het vecht rond de stad en de steile muren,
maar door jou is dit geschreeuw en deze oorlog ontstaan en
brandt deze stad rondom! Hoe zou jij ook vechten met een ander,
als je hem in de gruwelijke strijd zag verslappen.
Maar vooruit, opdat de stad niet snel door het vlammende vuur wordt verbrand!'
En hem zei de op een god gelijkende zoon van Alexandros:
'Hektor! Je zegt me dit naar behoren en niet in strijd met het lot,
en ik zal je dit vertelle": en jij moet begrip tonen en luisteren.
335 Niet uit boosheid noch uit ergernis jegens het volk van de Trojanen
zit ik hier in mijn kamer, maar ik wilde me overgeven aan verdriet.
Maar nu heeft mijn echtgenote mij met zachte woorden gezegd
ten strijde te trekken: en dat schijnt ook aan mijzelf
beter te zijn: en de overwinning gaat beurtelings naar mannen.
Maar vooruit, wacht nu, tot ik mijn wapens aantrek,
of ga, en ik kom je dan achterna en ik denk je spoedig in te halen.'
Zo sprak hij, en de helmboswuivende Hektor zei niets terug.
Maar Helena sprak hem toe met de vriendelijke woorden:
'Zwager van mij, onheil stichtende, huiveringwekkende,
Ach had op de dag, dat mijn moeder mij baarde,
een vreselijke windvlaag mij maar meegevoerd
naar de bergen of naar de golven van de ruisende zee,
waar een golf mij zou hebben weggerukt voor dit alles was geschied!
Maar nu de goden deze ramp zo hebben beschikt,
moge ik dan tenminste de echtgenote zijn van een betere man,
die voor verwijten en smaad van de mensen gevoel had!
Maar aan hem is gene betrouwbaar gemoed, noch zal dat er ooit zijn
Maar ik denk dat hij er de vruchten wel van zal plukken!
maar vooruit, kom binnen en ga zitten in deze stoel,
zwager, want jou houdt het leed het meest je geest in beslag,
terwille van mij, onbeschaamde, en de verblinding van de zoon van Alexandros,
Op ons plaatste Zeus een vreselijk lot, opdat ook de andere
geslachten der mensen ons nog zullen bezingen.'
En haar antwoordde de grote helmboszwaaiende Hektor:
'Vraag mij niet te gaan zitten, Helena, ook al is uw verzoek vriendelijk: je zult me niet overtuigen.
Want mijn hart is reeds verlangend, om de Trojanen te helpen,
die mijn bijstand nu zo missen.
Maar zet hem tot spoed aan en laat hem zelf zich haasten,
opdat hij mij nog binnen de poorten inhaalt.
Want ik ga nu eerst naar huis, om te zien
mijn bedienden, mijn geliefde vrouw en jeugdige zoon.
Want ik weet niet, of ik nog bij hen terug zal keren,
of dat de goden mij nu brengen onder greep van de Grieken.'
nadat hij zo had gesproken ging de helmboswuivende Hektor weg,
en snel kwam hij aan in het goedgebouwde huis,
maar hij vond de blankarmige Andromache niet in het paleis,
maar zij stond met haar kind en goedgeklede slavin
op de burcht, wenend en klagend.
En toen Hektor zijn echtgenote daar niet binnen aantrof,
zei hij, staande op de drempel, tegen de slavinnen:
'Vooruit, vertel me, slavinnen, zeg me eerlijk:
waarheen ging de blankarmige Andromache toen zij uit het paleis ging?
Ging zij misschien naar een schoonzuster, of naar de vrouw van ene van haar zwagers,
of ging zij naar de tempel van Athene, waar ook andere
Trojaanse vrouwen, schoongelokt, de verschrikkelijke godin smeken?'
En de vlugge huishoudster sprak tot hem:
'Hektor, aangezien je me vraagt de waarheid te zeggen:
Zij ging niet naar haar schoonzusters noch naar de vrouw van een van haar zwagers,
noch ging zij naar de tempel van Athene, waar de andere
Trojaanse vrouwen, schoongelokt, de verschrikkelijke godin smeken,
maar zij ging naar de grote toren van Ilios, omdat zij gehoord had
van de nood van de Trojanen en de grote overmacht van de Grieken.
Zij haastte zich naar de muren en kwam daar aan,
een waanzinnige gelijk, en de voedster droeg het kind met zich mee.'
Zo sprak de flinke vrouw: en hij snelde weg uit het huis, Hektor,
weer langs dezelfde weg over de goedgeplaveide straten.
En toen bereikte hij de Skaeische poorten, doorkruisend de stad,
die hem toegang gaven tot de vlakte.
daar kwam zijn zorgzame vrouw hem tegemoet gesneld,
Andromache, dochter van de dappere Hetion,
Hetion, die woonde in Thebe aan de voet van het bosrijke Plakos,
heersend over de Cilisische mannen.
van hem had hektor de dochter tot vrouw gekozen.
Zij kwam hem daar tegemoet , en samen met haar de voedster,
die het kind aan de borst had, dartel, onschuldig,
de gunsteling van hektor, zo mooi als een ster,
Hektor nioemde hem Skamandrios, maar de anderen
noemden hem Astynax: want alleen Hektor beschermde Troje.
Hij glimlachte, terwijl hij in stilte naar het kind keek:
en Andromache kwam dichtbij hem staan, tranen gietend,
en zij nam hem bij de hand, en sprak het woord:
'Vermetele, uw moed wordt nog uw dood, je hebt geen medelijden
met je jeugdige kind en met mij, rampzalige, , die spoedig
van u beroofd zal zijn: want spoedig zullen de Grieken je doden,
terwijl ze allen op je afstormen! Voor mij zou het beter zijn
af te dalen onder de aarde wanneer ik u moest missen: want er blijft voor mij
geen troost meer over, wanneer jij je doodslot hebt gevonden,
alleen maar verdriet: en er is aan mij geen vader meer of zorgzame moeder...
want de goddelijke Achilleus doodde mijn vader,
toen hij de schone stad van de Ciliciers verwoestte,
het hoogpoortig Thebe: en hij doodde Eetion,
maar beroofde hem niet van zijn wapens, want eerbied weerhield hem,
maar hij verbrandde hem met zijn kostbare uitrusting
en wierp een terp op: en de nimfen plantten olmen om zijn graf,
die in de bergen wonen, dochters van de Aigisvoerende Zeus.
Ik had zeven broers in het paleis,
en zij gingen allen op 1 dag de Hades binnen:
Want allen doodde de snelvoetige goddelijke Achilles
bij de sleepvoetende runderkudden en blanke schapen.
En mijn moeder, die heerste aan de voet van het bosrijek Plakos,
haar leidde hij toen hierheen met de rest van de buit,
Hij gaf haar haar vrijheid terug voor een onmetelijke losprijs,
maar in het paleis van haar vader trof Artemis haar met een van haar pijlen.
Hektor! Jij bent voor mij een vader en zorgzame moeder,
een broeder, en jij bent mijn bloeiende echtgenoot!
Kom, heb medelijden en blijf hier op het bolwerk,
maak je kind niet tot wees en je vrouw niet tot weduwe!
En stel het volk op bij de vijgenboom, waar de stad het meest
toegankelijk is en de muur te bestormen.
Driemaal immers beproefden het daar de besten
rondom de beide Aianten en de zeer beroemde Idomeneus
en zij rondom de Atriden en de dappere zoon van Tydeus.
Hetzij dat iemand hundit aanried,
hetzij dat hun eigen hart hen daartoe opwekte en aanspoorde.'
En tegen haar zei de grote helmboswuivende Hektor:
'Ook mij gaat dit alles ter harte, vrouw,: maar ik schaam me vreselijk
de Trojanen en Trojaanse vrouwen met slepend kleed,
voor hen als een lafaard buiten de oorlog te blijven,
noch wil mijn hart dit, want ik heb geleerd altijd dapper te zijn
en in de voorste rijden temidden van de Trojanen te strijden,
grote roem verwervend voor mijn vader en voor mijzelf.
Want ik weet dit goed in hart en ziel:
De dag zal komen, waarop het heilige Ilios ten onder gaat
en Priamos en zijn lansdragend volk!
Maar toch gaat mij het latere leed van de Trojanen niet zo ter harte,
noch treur ik zo om Hekabe of koning Priamos,
noch om mijn broers, van wie velen
zullen vallen in het stof, na dappere strijd met mannen,
zoveel als om jou, wanneer een van de Grieken met bronzen chiton
jou huilend meesleurt en je de dag van de vrijheid ontneemt.
Ook in Argos bedien je dan het weefraam voor een ander,
en zul je water putten uit de Messeis of de Hyperia,
uiterst onwillig, want het juk van de noodzaak ligt op je.
Dan zal iemand zeggen, als hij je tranen ziet:
"Dat is de vrouw van Hektor, die het dapperste vocht
van de paardentemmende Trojanen, toen Troje bevochten werd!"
Zo zal iemand spreken, en aan jou zal weer nieuw leed zijn,
omdat jij die man moet missen, die de dag van de slavernij van je af kon weren.
Mocht ik dood zijn en mocht de aarde van de grafterp mij bedekken,
voordat ik jouw geroep om hulp hoor, wanneer je wordt weggesleurd.'
Zo sprekend reikte de grote Hektor naar zijn kind.
Maar het kind boog huilend naar de borst van de slankgegorde voedster,
bang geworden door de aanblik van zijn geliefde vader,
bang voor het brons en voor de paardenstaart,
die hij dreigend knikken zag vanaf de top van de helm:
Daarom moesten de geliefde vader en zorgzame moeder lachen.
De stralende Hektor nam meteen de helm van zijn hoofd af
en plaatste hem, blinkend, op de grond:
Toen kuste hij zijn geliefde zoon en wiegde hem in zijn armen
en hij zei, biddend tot Zeus en de andere goden:
'Zeus en de andere goden! Maak dat ook hij,
mijn kind, wordt zoals ik, de roem van de Trojanen,
even sterk en goed, en een heerser van Ilios!
En dat iemand dan zal zeggen: "Hij is veel beter dan zijn vader!"
als hij uit de oorlog komt, en de bloedige wapenrusting draagt
van zijn gedode vijand. Moge dan de moeder zich verblijden in het hart!'
Zo sprekend legde hij zijn zoon in de armen van zijn geliefde echtgenote,
en zij ontving hem aan haar geurige boezem,
en huilde terwijl zij lachte. En haar echtgenoot zag het vol deernis aan
en liefkoosde haar in zijn armen, en sprak:
'Rampzalige, wees niet al te bedroefd in uw hart.
Want geen man zal mij tegen het lot naar de Hades sturen:
en aan de moiren is nog geen mens ontkomen,
noch een laffe noch een dappere, wanneer hij eenmaal het levenslicht ontving.
Zorg jij voor je eigen werk wanneer je naar huis bent gegaan,
het weefgetouw en het spinnewiel, en beveel de slavinnen
te werken. de oorlog gaat de mannen aan,
allen, en mij nog het meest, die in Troje wonen!"
Zo sprekend nam de stralende Hektor zijn helm
met paardenstaart. en zijn geliefde echtgenote ging naar huis,
zich telkens omdraaiend, welige tranen gietend.
En toen zij aankwam in het goedgebouwde huis
van de mannenmoordende Hektor, vond zij binnen haar
vele slavinnen, en van hen riep zij de weeklacht op.
Zij ruwden om Hektor in zijn palais, hoewel hij nog leefde.
Want zij dachten niet, dat hij behouden terug zou keren uit de oorlog,
ontkomen aan de kijgshaftige hand van de Grieken.
En Paris talmde niet in zijn paleis:
maar toen hij zijn vermaarde wapens aangetrokken had
505 snelde hij door de straten van de stad, vertrouwend op zijn snelle voeten.
Zoals een paard, op stal gezet, zich tegoed doende aan gerst bij de ruif,
de boeien losrukt en stampend over de vlakte snelt,
gewoon zijnde om te baden in de snelstromende rivier,
Trots, het hoofd heffend, de manen wapperend
510 rondom de schouders, en hij, zich bewust zijnde van zijn luister,
rept zijn knieen naar de malse weide der paarden
Zo ook snelde Paris, de zoon van Priamos, van de burcht
zijn wapens glansden als de stralende zon, hij ging
juichend, en zijn snelle voeten droegen hem. En snel
515 haalde hij Hektor in, zijn broer, die van plan was
de plek te verlaten, waar hij met zijn vrouw had gesproken.
Paris, de godgelijkende zoon van Alexander, sprak tot hem:
'Helaas liet ik jou wachten door mijn dralen,
hoe erg je ook haast had, en niet kwam ik op tijd, zoals je vroeg.'
520 En hem antwoordend sprak de helmboswuivende Hektor:
'Dwaas, geen man, die billijk van oordeel is,
kan minachting hebben voor je oorlogsdaden, want je bent weerbaar.
Maar vrijwillig laat je je gaan en wil je niet meer: en dat
pijnigt mijn hart, als ik moet horen dat de Trojanen schande spreken van u,
525 om wie zij veel hebben moeten lijden.
Maar laten we gaan! Deze dingen zullen we later herstellen, als Zeus
het ons geeft ter ere van de eeuwige, hemelse goden
het mengvat der vrijheid te plaatsen in het paleis,
nadat wij de krachtig gewapende Grieken uit Troje hebben verjaagd!