Hoofdstuk 8 Herodotos 5h
Categorie: Boek > Pallas > Druk 1: boek 3
Toen Astyages dat gehoord en gezien had, wilde hij de jongen wreken omwille van de hoge positie van Artembares, en hij ontbood de koeherder en de jongen. Toen beiden er waren, keek Astyages naar Kyros en zei: “jij hebt dus, terwijl je de zoon bent van hem daar die van een dergelijke komaf is, het lef gehad om de zoon van deze man hier, die bij mij de eerste rang bekleedt, met zo’n schandalige behandeling te behandelen?” Hij antwoordde als volgt: “Heer, ik heb hem dat met recht aangedaan. Want de jongens uit het dorp, waartoe hij ook hier behoorde, hebben bij wijze van spel me aangesteld als koning van henzelf; ik leek hen namelijk het meest geschikt daarvoor te zijn. De andere jongens nu voerden wat hen opgedragen werd uit, maar hij daar was ongehoorzaam en sloeg er geen enkele acht op, totdat hij de hem toekomende straf kreeg. Als ik nu dus om die reden enige straf verdien, dan ben ik hier voor u aanwezig. Terwijl de jongen dat zei, kwam er bij Astyages een gevoel van herkenning van hem op en ook leek hem de uitdrukking van zijn gezicht op hemzelf te lijken en zijn antwoord nogal vrijmoedig te zijn, en tenslotte leek het tijdstip van de tevondelinglegging met de leeftijd van de jongen overeen te komen.