Hoofdstuk 8, tekst 8: Leedvermaak
Categorie: Boek > Liefde, lust en leven
De goden hebben mijn wensen verhoord, Lyce, de goden hebben (ze) verhoord, Lyce, jij wordt een oude vrouw en toch wil jij mooi schijnen en jij flirt en drinkt en wek jij, dronken, trage Cupido op met trillende stem;
Hij houdt de wacht op de mooie wangen van Chia, omdat zij fris is en knap in het citerspelen.

Onverbiddelijk vliegt hij immers voorbij aan de droge eiken, hij vlucht weg voor jou, omdat gele tanden, omdat rimpels en de sneeuw van het hoofd jou bevuilen.

En niet purperen kleren uit Cos en niet dierbare stenen brengen jou de tijden, die eenmaal opgeborgen in bekende jaarboeken, de gevleugelde dag opgesloten houdt, niet meer terug.

Ach, waarheen is Venus gevlucht? Of waarheen (is) de kleur (gevlucht)? Waarheen (is) de lieflijke manier van bewegen (gevlucht)? Wat heb je (nu nog over) van die, van die, die liefdes uitademde, die mij ontrukt had aan mezelfd, favoriet op Cinara na, en haar gelaat/verschijning bekend om haar lieflijke kwaliteiten/optredens.

Maar het noodlot heeft korte jaren aan Cinara gegeven, die Lyce lang zouden bewaren gelijk aan de (leef)tijd van een oude kraait, opdat bruisende jongemannen, niet zonder veel gelach, de fakkel, uiteengevallen tot as, konden bekijken.