Hoofdstuk 24, tekst A - taaloefening
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 2
A.
1. metus magnus - grote angst - nom.ev.mnl.
2. dies felices - gelukkige dagen - nom.mv.mnl/vrl
dies felices - gelukkige dagen - acc.mv.mnl/vrl
3. manus pulchras - mooie handen - acc.mv.vrl
4. strepitibus terribilis - aan verschrikkelijke lawaaien - nom.mv.mnl
strepitibus terribilis - door verschrikkelijke lawaaien - gen.mv.mnl.
5. rerum honestarum - van eervolle dingen - gen.mv.vrl.
6. diei felici - aan de gelukkige dagen - dat.ev.mnl/vrl
die felici - door de gelukkige dagen - abl.ev.mnl/vrl
7. faciebus pulchris - aan de mooie gezichten - dat.mv.vrl
faciebus pulchris - door de mooie gezichten - abl.mv.vrl.
8. cantum insignem - een bijzonder lied - acc.ev.mnl
9. spes bona - goede hoop - nom.ev.vrl.
spe bona - door goede hoop - abl.ev.vrl
10. rei bonae - van een goede zaak - gen.ev.vrl.
rei bonae - aan een goede zaak - dat.ev.vrl.
res bonae - goede zaken - nom.mv.vrl.

B.
groep gen.ev. geslacht
1 manus senatus mnl.
2 urbs corporis onz.
3 urbs cladis vrl.
4 manus metus mnl.
5 dominus legati mnl.
6 urbs pectoris onz.
7 res spei vrl.
8 urbs caedis vrl.
9 manus exercitus mnl.
10 dominus amici mnl.
11 urbs pedis mnl.
12 urbs famis vrl.
13 manus manus vrl.
14 res diei mnl. (vrl.)
15 urbs equitis mnl

C.
1. Wij keerden terug zonder enige hoop op redding.
2. Door de vijanden zijn talrijke aanvallen gedaan.
3. In de nacht gebeurt plotseling een aanval.
4. De hevige aanvallen werden dapper uitgehouden.
5. Een groot deel van deze dingen werd geaccepteerd door Caesar.
6. Diezelfde dag vroeg/eiste Caesar een tweede consulaat.
7. Door het lawaai hoorden wij niks.
8. Vol van goede hoop ging hij naar Rome.
9. Na veel dagen kwamen ze bij de zee aan.
10. Cicero kon de senaat niet overtuigen.
11. De redding van de republiek was een grote zaak.
12. De vijand ging staan in het zich het zicht van ons leger.
13. Hij ontving geschenken met de handen.
14. Door angst durfden we niet naar huis te gaan.

D.
1. nom ev.; acc.ev.; abl.ev.; gen.mv.;acc.mv
2. nom ev; gen ev;dat ev; acc ev; nom mv; dat mv; abl mv
3. wordt verbogen als beide groepen (een combinatie dus)


E.
1. Het leger van Pompejus is door de slaglinie van Caesar overwonnen.
2. Cicero, door de angst voor de dood werd jij niet bang gemaakt.
3. Jullie hadden geen hoop op redding.
4. De handen en het hoofd van Cicero zijn door de wrede Antonius op het sprekersgestoelte geplaatst.
5. De mensen verheugen zich over de voorspoed.
6. Aangedaan/Omdat jij aangedaan was door een groot verdriet verliet jij Rome.
7. Omdat de consul door al zijn vrienden was verraden, pleegde hij zelfmoord.
8. Het kamp van het leger was op de berg Vesuvius.
9. Bij aanblik van de soldaten toonden Cicero toch geen vrees.
10. Hoewel de soldaat door Cicero was verdedigd, had hij hem toch gedood.
11. Antonius beval de handen en het hoofd van Cicero op het Forum Romanum te plaatsen.
12. Caesar is door de handen van senatoren gedood.