Hoofdstuk 12, tekst A
Categorie: Boek > Pallas > Druk 2: boek 3
Achilles zag in zijn slaap plotseling een schim. De schim was in alle opzichten gelijk aan Patroklos en zei tegen hem: "Slaap jij, Achilles? Bekommer jij je niet meer om mij na mijn dood? Jij was de vriend van mij in mijn leven! Ik smeek je; begraaf me snel. Want nu ben ik aanwezig bij de deuren van het dodenrijk, maar de schimmen van de andere doden beletten mij om binnen te gaan. Ook vraag ik je iets anders. Want het is ook jouw lot te sterven bij Troje. Begraaf mijn lichaam niet apart, maar samen met jouw lichaam in één grafurn. Want zoals Peleus, de vader van jou, mij opvoedde samen met jou, en wij altijd samen waren in het leven als kinderen, zo hoop ik dan ook samen met jou te zijn in één grafurn, Achilles!"
Achilles antwoordde zijn vriend: "Waarom ga jij naar mij omhoog, geliefde Patroklos en vraag je mij dit? -Maar ik zal doen, zoals jij verzocht -maar kom naderbij!"
Daarna strekte Achilles zijn handen uit naar zijn vriend, maar hij kon hem niet vastpakken; want de geest daalde af vanaf de grond, naar beneden, als rook.