Hoofdstuk 11, tekst B (versie 4)
Categorie: Boek > Disco > Boek 1
Zodra hij de schim van Dido had herkend, begon Aeneas te huilen en zei: 'Lieve Dido, Ik ben Aeneas, de leider van de Trojanen. Waarom zie ik je tussen de schimmen? Ach, ik ben toch niet de oorzaak van jouw dood geweest? Je hebt jezelf toch niet gedood, nadat ik met schepen vanaf Afrika ben gevaren? Geloof me, koningin: Ik verliet jou tegen mijn zin! De lotsbeschikkingen dwongen mij jouw stad te verlaten en Italië te zoeken. Ik heb je nooit willen kwetsen. Altijd hield ik de naam Dido in mijn herinnering vast. Maar Dido wendde haar ogen af en zweeg. Ze stond vijandig, zoals een harde rots, ze bewoog zich niet. Toen wendde ze zich af uit het oog van Aeneas en vluchtte naar het bos van Myrte. Aeneas riep: 'Dido, waarom vlucht je? Vlucht je om mij? Blijf staan, Ik smeek het je.' Dido antwoordde echter niet en ze bleef ook niet stil staan. In het myrtebos verborg ze zich, waar haar echtgenoot Sychaeus haar liefdevol heeft ontvangen.