Hoofdstuk 6, tekst A: De invalide 1
Categorie: Boek > Kosmos > Nieuwe druk
De aanklager zegt dat ik niet rechtvaardig geld van de stad krijg. Want hij zag mij op een paard klimmen en daarom meent hij dat ik niet invalide ben. Bovendien zegt hij dat ik een vak ken en dat ik zonder dat geld kan leven.
Maar, raad, hij liegt, zoals ik zal aantonen. Jullie allen, denk ik, zien in, hoe mijn leven nu eenmaal is: Maar toch zal ik het aantonen. Want mijn vader heeft mij niets nagelaten: ik heb mijn moeder altijd onderhouden tot aan haar einde. Ik heb nog geen kinderen die mij kunnen verzorgen.
Het vak helpt weinig, maar ik oefen het zelf al moeilijk uit, als ik een opvolger kan vinden. Ik heb geen ander zilver behalve dat. Daarom is het niet rechtvaardig dat jullie dit afpakken.
Luister dus raad, en maak geen lawaai. Want toen ik nog jong was kreeg ik altijd het geld van jullie. Waarom willen jullie het nu afpakken? Het is immers vreemd dat jullie toen het geld gaven, maar het nu weer willen afpakken.
Maar ook de aanklager zelf heeft mijn armoede duidelijk aangetoond. Want toen de Dionysia er waren, was het nodig dat de burgers de tempels versierden, maar niet ik. Anders zou ik hem uitgedaagd hebben voor een vermogensruil. Hij zou tien maal liever een koor te bekostigen. Het is dus duidelijk dat hij rijker is, dan ik.