Hoofdstuk 11, oefening 97, Tantalus wordt gestraft
Categorie: Boek > Fabulae
In Lydië, een zeer welvarend deel van Asia, regeert Tantalus op trotse wijze. Tantalus is een zoon van Jupiter. Geen inwoner van Lydië is rijker dan Tantalus, geen mens welvarender. Vaak bezoeken de goden het zeer mooie huis van Tantalus. Bij Tantalus eten ze de beste spijzen en drinken ze de zoetste wijn. Niemand heeft beter voedsel dan Tantalus.
Door zoveel gelukzaligheid wordt Tantalus hoogmoedig. Hij verlangt volkomen gelijk aan de goden te zijn.
Vaak komt Tantalus als gast van de goden naar de berg Olympus. Er wordt nectar, de wijn van de goden, aan de gast gegeven, maar op een keer steelt hij wat van deze nectar en verbergt het onder zijn kleding. Wanneer hij op aarde terugkeert, geeft hij de goddelijke wijn zelfs op goddeloze en brutale wijze aan slaven. Wegens deze enorme misdaad zijn de goden woedend op Tantalus en wensen ze hem zeer ongelukkig te maken.
Opnieuw bezoeken de goden de koning. Tantalus waagt het de goden op schandelijke wijze op de proef te stellen. Zie, op wrede wijze doodt hij zijn zoon Pelops en zet het vlees van zijn zoon op tafel: “Eet, zeer dierbare en onsterfelijke gasten! Nooit eet u beter vlees!”
Maar de goden bemerken het enorme bedrog van de koning. Ze zwijgen, eten niets. Alleen Ceres eet een heel klein deel van het vlees, van de schouder van de jongen, want zij treurt hevig om de ontvoering van haar dochter.
Dan staan de goden van de tafel op: “Goddeloze gastheer, op stompzinnige wijze verzoek jij de goden! Wreed dood jij je zoon. Op goddeloze wijze schend jij de allerheiligste wetten der gastvrijheid. Wie zondigt er met een zwaardere misdaad? Jij wordt dus door de goden zeer zwaar gestraft!”
De goden sturen Tantalus naar de Tartarus. De koning wordt gedwongen in een meer te staan. Zijn handen en voeten worden geboeid. Een enorme dorst kwelt hem. De zondaar buigt zijn hoofd, probeert met zijn droge mond water op te slurpen. Maar telkens weer wijkt het water terug en wordt Tantalus gekweld door een nog hevigere smart.
Ook wordt hij gefolterd door een vreselijke honger. Boven het hoofd van de zondaar hangen rijpe vruchten. Wanneer de vruchten door de wind bewogen worden, probeert Tantalus hen met begerige mond te pakken. Maar pijlsnel gaan de zeer zoete vruchten de lucht in.
Eeuwig is de straf van de zeer hoogmoedige koning. In het water heeft Tantalus dorst en onder vruchten (staand) wordt hij gekweld door honger, omdat hij in zijn zeer grote voorspoed meer wilde hebben. Nu is hij altijd begerig, nooit wordt hij gevoed, want de woede van de goden blijft in stand. Ook het geslacht van Tantalus wordt vervloekt door de goden: bijna alle nakomelingen van de zeer trotse koning gaan op zeer ellendige wijze dood.