Hoofdstuk 17, oefening 129: De bruiloft van Peleus en het oordeel van Paris
Categorie: Boek > Fabulae
In Thessalië woonde koning Peleus. De goden hadden de koning lief; dus zorgden ze, dat de koning met een godin trouwde. Ze haalden Nereus, een zeegod, over om zijn dochter Thetis als echtgenote aan Peleus te geven.
Dankbaar aan de goden dacht Peleus: “Laat ik een schitterende bruiloft vieren. Laat ik alle goden en godinnen op de bruiloft uitnodigen, maar de godin Eris ver van het bruiloftsfeest houden.” Hij hield Eris op afstand, opdat de godin de bruiloft niet zou verstoren. Eris werd immers gevreesd, omdat zij gewoon was goden en mensen tegen elkaar op te zetten.
Zo maakte Peleus Eris boos. Daarom bereidde de godin een zeer gruwelijke straf voor: “Laat ik de bruiloft verstoren! Ik zal zorgen, dat ze op de feestelijke dag ruzie maken.”
Terwijl in het paleis van Peleus de bruiloft groots gevierd werd, sloop Eris heimelijk naar de poort. Ze opent de deur een stukje en haalt uit haar kleren een gouden appel tevoorschijn; ze werpt de appel midden tussen de gasten.
De godinnen zien de glans van het goud en zijn er verzot op. Dan vragen allen Jupiter: “Geef mij de appel.”
“Maar kijk, godinnen, kijk! Wat lezen jullie op de appel?”
Reikhalzend lezen de godinnen: LAAT DE SCHOONSTE MIJ BEZITTEN.
Terstond roept Juno: “Geef mij de appel, want de schoonste god heeft de schoonste echtgenote.”
“Allerminst!” snauwt Minerva. “Want het hoofd van de schoonste god heeft de schoonste godin voortgebracht.”
“Ben ik dan niet de schoonste godin?” ondervraagt de lieftallige Venus Jupiter. “Zoeken niet alle vrouwen schoonheid van Venus?”
“Ik echter,” antwoordt de almachtige heerser van mensen en goden, “ben niet in staat jullie ruzie bij te leggen. Als ik één uitkies, zal ik voor alle eeuwigheid door de anderen gekweld worden. Ik vraag jullie mij te laten gaan. Ga naar Paris, de Trojaanse herder. Hij is een zoon van Priamus, de koning van Troje. Altijd bekijkt hij de meisjes. Paris zal gemakkelijk de schoonste kiezen.”
Voordat Jupiter uitgesproken is (letterlijk: een einde aan zijn woorden maakt), vliegen de godinnen weg. Ze zoeken Troje op en treffen Paris aan op de berg Ida dichtbij Troje. Ze overhandigen de jongeling de gouden appel: “Wij vragen jou de gouden appel aan de schoonste te geven.”
Lang aarzelde Paris, want hij vond allen zeer schoon. Toen probeerden de godinnen de scheidsrechter om te kopen. “Ik zal jou koning van de gehele aarde maken, als je mij de schoonste zal vinden,” belooft de zeer trotse godin Juno.
“Maar met mijn hulp zal je zeer vele en zeer dappere vijanden overwinnen en bij het nageslacht zal aan jou de grootste oorlogsroem toegekend worden, als je mij kiest,” stelt de zeer dappere godin Minerva de jongeling voor.
“Als je toch aan mij de gouden appel toekent, zal ik jou de mooiste van alle vrouwen als echtgenote geven,” zegt de zeer lieflijke godin Venus.
De zachtmoedige jongeman verwerpt het koningschap over de aarde en veracht oorlogsroem. Heftig verlangt hij de schoonste echtgenote te bezitten: aan Venus wordt als schoonheidsprijs de gouden appel toegekend.

Terent. Phorm. 203
Fortes fortuna adiuvat : De fortuin staat de dapperen bij