Hoofdstuk 21, oefening 144: Aulis
Categorie: Boek > Fabulae
Alle koningen van Griekenland gaan naar Aulis, een stad in Boeotië. Duizend Griekse schepen worden naar de baai van de Euripische kust gedirigeerd. En spoedig zouden ze uit de haven vertrekken en de zeilen hijsen, als er geen tegenwind stond. Door de tegenwind kunnen de leiders hun leger niet naar Asia overzetten.
“Zullen we dan nooit varen? Misschien spaart Neptunus Troje, omdat de stadswal van Troje het werk van Neptunus is?”, zo vroegen de Griekse soldaten zich af.
Terwijl ze stieren slachtten om Jupiter een offer te bereiden, zagen ze een rode slang een boom dichtbij het altaar in kruipen. In de top van de boom was een groot nest: daar nestelden samen met hun moeder acht kuikens. Het gulzige dier heeft ze allemaal op ongelukkige wijze verslonden.
Allen waren met stomheid geslagen. Maar toen hij het voorteken zag, riep de vogelwichelaar Calchas uit: “We zullen overwinnen. Verheugt u, Grieken. Troje zal vallen, maar het zal een lange tijd van harde inspanning vergen. De negen vogels staan voor negen jaren. Na negen jaar zullen wij Troje innemen!” Zo verklaart Calchas het voorteken.
“Maar waarom hebben wij tegenwind?”
Calchas weet dat heel goed en zwijgt niet: “Koning Agamemnon heeft een hert van Diana gedood; hij heeft de godin boos gemaakt! Verzoen met het bloed van een maagd de woede van de maagd Diana. De vertoornde godin eist de dochter van de zondaar!”
De ongelukkige Agamemnon wordt niet gemakkelijk overgehaald, maar na lange tijd zendt hij mannen, om zijn dochter Iphigenia uit Mycene te halen. Omdat zij het meisje een huwelijk met Achilles beloven en de werkelijke reden verzwijgen, zoekt Iphigenia verheugd Aulis op.
Daar hebben de Grieken de maagd naar het altaar van Diana gesleurd om haar te offeren. En reeds heeft de vader als priester het zwaard opgenomen, wanneer de godin het ongelukkige meisje ziet en door medelijden wordt overwonnen. Zij heeft het altaar in een wolk gehuld om Iphigenia ongezien weg te trekken en in plaats van het meisje een hinde neer te leggen. Toen de wolk optrok, konden de mannen Iphigenia niet meer zien, maar troffen zij op het altaar slechts een hert aan. De godin heeft Iphgenia naar het land Taurica ontvoerd om daar haar priesteres te zijn.
Terstond draaien de winden. De koning beveelt de schepen in zee te trekken. De duizend schepen krijgen de wind in de rug. De Grieken trekken de Egeïsche zee over, om vol vijandschap Troje aan te vallen.