Catilinarische redevoeringen II, 10
Categorie: Auteur > Cicero
Als zijn trawanten hem gevolgd zullen zijn, als deze schadelijke groepen van crapuleuze mensen uit de stad weggegaan zullen zijn, o wat zullen wij dan gelukkig zijn, wat zal de republiek euforisch zijn, wat een duidelijke triomf voor mijn consulaat!
De begeerten van deze mensen zijn niet meer alledaags, hun arrogantie is niet meer te dulden. Ze denken aan niets anders dan afslachting, brand en roofpartijen. Ze hebben hun vaderlijk erfgoed verkwist en hun eigen fortuin gehypothekeerd. Het geld zijn ze allang kwijt, het vertrouwen van de mens hebben ze onlangs verloren en toch blijft dat onverbrijdelde libido, dat er in overvloed is. Wanneer ze nu bij de wijn en het dobbelen naar hoeren en fuiven zouden verlangen, zouden ze zielig maar nog te verdragen zijn. Maar wie kan aanvaarden dat de vadsigste mensen de sterksten treiteren, de domsten de slimsten, de zatlappen de nuchteren en de luiaards de actievelingen. Ze hebben gesprekken over moord op eerbiedwaardige burgers, over brandstichtingen in de stad, zij die bij mij aanliggen tijdens feestmalen, zij die sletten omhelzen, zij de stomdronken zijn, die opgepropt zijn met voedsel, omhelsd met bloemen, ingesmeerd met parfum en vermoeid door overspel.