Hoofdstuk 14, tekst B: Abraham wordt op de proef gesteld
Categorie: Boek > Minerva > Boek 2
En zij kwamen naar de plaats, die God aan hem had getoond; en hij bouwde daarop een altaar, en hij legde bovenop stukken hout bij elkaar. En nadat hij Isaac zijn zoon had vastgebonden, plaatste hij hem op het altaar bovenop de stapel van stukken hout. Hij strekte zijn hand uit, en greep het zwaard, om zijn zoon te offeren. En kijk de engel van de God riep vanaf de hemel, terwijl hij zei: "Abraham, Abraham." Hij antwoordde: "ik ben aanwezig." En hij zei tegen hem: "Jij moet jouw hand niet uitstrekken boven de jongen, en hem niet iets aandoen: nu vernam ik dat jij bang bent voor God, en dat je jouw eniggeboren zoon niet gespaard hebt vanwege mij." Abraham tilde zijn ogen op, en hij zag achter de rug een ram vastzitten met de hoornen, terwijl hij die nam offerde hij die in plaats van de zoon. Echter zei de engel van God tegen Abraham weer vanaf de hemel, terwijl hij zei: "Ik zwoer bij mijzelf, zei God, omdat jij deze dingen deed, en niet jouw eniggeboren zoon gespaard hebt, vanwege mij: zal ik jou zegenen en vermenigvuldig ik jouw zaad zoals sterren van de hemel, en zoals zand is aan de kust van de zee: jouw zaad zal de poorten van hun vijanden bezetten en alle volken van de aarde zullen gezegend worden met jouw zaad, omdat jij hebt gehoorzaamd aan mij stem."