Hoofdstuk 15, tekst B: Odysseus en Nausikaä
Categorie: Boek > Pallas > Druk 5: boek 3
Odysseus wordt wakker en staat op uit het struikgewas
als een hongerige leeuw. Zeer angstaanjagend
scheen hij de meisjes te zijn: want hij was naakt en verweerd door het zeewater.
De meisjes vluchtten allemaal naar de zee,
maar alleen Nausikäa was niet bang, maar bleef/wachtte.
Odysseus vroeg haar op een afstand met deze
vriendelijke woorden:

Ik smeek u meesteres: bent u godin of mens?
Als u een godin bent, schijnt u mij het meest toe gelijk aan Artemis;
maar als u een van de mensen bent, zijn uw vader en moeder
en broers heel gelukkig! En het gelukkigst wordt de man,
die met u zal trouwen! Want nog niet heb ik zo'n meisje gezien!
Gêne heeft mij (in de greep)! Want ik schaam mij uw knieën vast te pakken.
Maar i­k ben heel ongelukkig: want het is mijn lot altijd
veel ellende te doorstaan op zee en op land.
Maar, meesteres, heb medelijden met mij! Want bij u als eerste ben ik aangekomen,
en van de andere mensen ken ik niemand,
die deze stad en (dit) land bewonen. Ik smeek u
mij enige kleding te geven en mij te leiden naar de stad.
Als dank hiervoor zullen de goden u mooie geschenken geven:
een man en een huis en geluk


Dit vroeg Odysseus aan Nausikäa