Hoofdstuk 9, tekst A
Categorie: Boek > Minerva > Boek 1
(1) Toen Cura eens een of andere rivier overstak, zag
ze modder, rijk aan klei, pakte (deze modder) op in gedachten verzonken en begon een
mens te vormen.
Terwijl ze overlegt / overlegde bij zichzelf wat ze gemaakt had, komt / kwam
(5) Jupiter erbij; Cura vraagt / vroeg hem, om aan hem (het schepsel) een geest te geven, wat
ze gemakkelijk van Jupiter gedaan kreeg. Toen Cura aan hem haar naam
wilde geven, verhinderde Jupiter (dat) en zei dat zijn naam
aan hem gegeven moest worden. Terwijl Cura en Jupiter over de naam
discussieerden, stond ook Tellus op en zei dat haar naam aan hem
(10) gegeven moest worden, aangezien zij haar lichaam
had verschaft.
Ze kozen Saturnus als rechter; aan hen schijnt / scheen Saturnus
rechtvaardig geoordeeld te hebben: Jij, Jupiter, aangezien
jij (hem) een geest hebt gegeven, moet zijn ziel na zijn dood ontvangen;
(15) Tellus, aangezien zij het lichaam heeft verschaft, moet zijn lichaam krijgen.
Aangezien Cura hem als eerste heeft gevormd, mag Cura, zolang hij leeft,
hem bezitten; maar aangezien er ruzie over zijn naam is,
moet hij mens (homo) genoemd worden, omdat hij uit grond / aarde
gemaakt schijnt te zijn.”