Hoofdstuk ?, tekst ?: Zang 23 (XXIII, 1-?, enkele passages overgeslagen)
Categorie: Boek > Pallas > Druk 2: boek 2
Een oud vrouwtje ging al juichend naar de bovenverdieping om aan haar meesteres te zeggen dat haar man binnen was: ze rende zich de benen uit het lijf. Ze ging aan het het hoofdeinde staan en ze sprak tot haar het volgende woord: “Word wakker, Penelope, lief kind, opdat je met je eigen ogen ziet waarnaar je al die dagen al verlangt. Odysseus is gekomen en hij is thuis, hoe laat ook. Hij heeft de brutale vrijers vermoord, die in zijn eigen huis last hebben berokkend en zijn voorraden hebben opgegeten en zijn zoon geweld hebben aangedaan.” De alom verstandige Penelope zei haar dit: “Mens toch, de goden hebben jou gek gemaakt, zij zijn in staat dwaas te maken ook wie al zeer verstandig was, en ze kunnen de zwakzinnigen de weg van de wijsheid te doen bewandelen. Zij hebben jou getraumatiseerd: vroeger was je normaal nog goed bij je verstand. Waarom toch stel je mij op de proef, ik die een hart vol verdriet heb, door zulke tegenstrijdige dingen te vertellen en waarom wek je mij uit mijn zoete slaap, die mij beving door mijn ogen te omhullen? Want ik had nog nooit zo goed geslapen sinds Odysseus weggegaan was om te gaan kijken naar dat rot Troje dat niet genoemd mag worden. Maar komaan, ga nu maar terug naar beneden naar de woonkamer. Want als een van de andere vrouwen die mij dienen gekomen was dat zou melden en uit mijn slaap gewekt had, had ik haar snel bits teruggestuurd naar de woonkamer: de ouderdom speelt in jouw voordeel. En op haar beurt zei haar voedster Eurykleia: “Ik houd je helemaal niet voor de gek, lief kind, maar Odysseus is werkelijk thuis, zoals ik het je zeg, hij is de vreemdeling die iedereen oneer aangedaan heeft in het paleis. Telemachos wist al eerder dat hij hier is, maar hij wilde het snuggere plan van zijn vader verbergen, zodat hij het geweld van de overmoedige mannen betaald kan zetten.” Zo sprak ze, en zij was erg blij en sprong op uit het bed en omhelsde het vrouwtje, terwijl ze een traan wegpinkte. En nadat ze dat zo gezegd had, sprak ze de gevleugelde woorden: “Indien jij mij nu werkelijk de waarheid zegt, oude vrouw, als hij echt thuis is zoals je zegt, hoe heeft hij dan de onbeschaamde vrijers onder handen genomen, terwijl hij toch alleen was, en zij altijd samen binnen vertoefden?” Haar antwoordde op haar beurt de vriendelijke voedster Eurykleia: “Ik heb het niet gezien, ik heb het niet vernomen, maar ik hoorde alleen het gekreun van de stervenden: wij echter zaten angstig opgesloten in het binnenste van de goed gebouwde kamer, de deuren waren stevig gesloten, totdat jouw zoon mij uit het megaron riep, zijn vader had hem gestuurd om ons te roepen. Ik trof vervolgens odysseus aan te midden van de gestorven lijken rechtopstaand, zij lagen rond hem op de harde grond allemaal op elkaar. Je zou je verheugend hebben in je hart bij het zien daarvan nu zijn zij allemaal bij de deuren van de voorhof bijeen maar hij zuivert het prachtige paleis door een groot vuur te branden hij zond mij vooruit om jou te roepen. Maar komaan, opdat jullie allebei met jullie hart, het pad van het geluk kunnen betreden nadat jullie veel leed hebben doorstaan. Nu eindelijk is deze grote wens vervuld, hij kwam namelijk zelf levend en wel thuis en hij trof er jou en zijn zoon daar aan in zijn paleis. De vrijers die hem kwaad deden, hen allemaal heeft hij gestraft in zijn eigen huis. Daarop antwoordde de alom verstandige Penelope: “Lieve voedster, jubel toch niet zo enorm want je weet hoe welkom hij zou schijnen in het paleis, het meest voor mij en voor zijn zoon die wij ter wereld brachten. Maar dat woord dat jij spreekt is niet waar, integendeel, iemand van de goden doodde de edele vrijers vol ergernis over hun hoogmoed en walgelijke en vreselijke daden. Want zij eerden niemand van de mensen hier op aarde, geen slechte of geen goede, al wie hen tegen het lijf liep behandelden zij respectloos: daarom leden zij kwaad door hun eigen dwaasheid: maar Odysseus verloor ver van hier zijn thuiskomst naar Griekenland, zelf ging hij ten onder.” Vervolgens antwoordde de lieve voedster Eurykleia: “Mijn kind, hoe toch ontsnapt dat woord de haag van je tanden, jij die nooit kon zeggen dat jouw echtgenoot die nu binnen is bij de haard thuis zou komen: zo wantrouwig is jouw gemoed altijd. Maar komaan laat ik jou ook nog een ander teken noemen, dat overduidelijk is namelijk het litteken dat een zwijn hem ooit toebracht met zijn witte slagtand. Dat heb ik al wassende bemerkt en ik wou het jou ook zelf zeggen maar hij liet het mij niet zeggen door mij met de hand bij mijn mond te grijpen vanwege de verstandigheid van zijn geest. Maar komaan: want ik zou mijzelf verpanden, indien ik jou zou bedriegen mag men mij doden met een vreselijke ondergang.” Daarop antwoordde vervolgens de alom verstandige Penelope: “Oud vrouwtje, hoe lastig toch voor jou om de goddelijke bedoelingen te doorgronden, hoe verstandig je ook bent. Maar laten we toch gaan naar mijn zoon, opdat ik de vrijers kan zien die hij heeft gedood en of hij ze heeft gedood.
De twijfel van Penelope
Nadat ze dat gezegd had, ging ze van de bovenverdieping naar beneden: ze overwoog diep in haar hart, of ze haar man vanop een afstand zou ondervragen of ze hem dicht bij hem staand zijn hoofd zou kussen en zijn beide handen nemen. Vervolgens ging ze naar binnen over de stenen drempel, ze ging zitten tegenover Odysseus in de gloed van het vuur, aan de andere wand; hij ging zitten bij een grote zuil en keek met teneergeslagen ogen naar de grond, afwachtend of zijn voortreffelijke echtgenote hem zou aanspreken, wanneer ze hem met haar ogen zien zou. Lange tijd bleef ze echter zwijgend staan, verbazing trof haar hart. Nu eens keek ze hem diep in de ogen aan en leek hij haar op Odysseus, dan weer herkende ze hem niet met de vuile kleren op zijn huid. Telemachos nam het woord en kafferde zijn moeder uit: “Moeder van mijn voeten, wat een koud hart heb jij, waarom toch blijf je zo afstandelijk van vader, en zit je niet naast hem om hem te ondervragen en uit te vragen. Geen enkele andere moeder zou zo halsstarrig op een afstand blijven van haar man die veel leed heeft doorstaan en terugkeert naar zijn vaderland: je hart is toch altijd kouder dan steen. Daarop antwoordde op haar beurt de alom verstandige Penelope: “Mijn kindje toch, mijn gemoed is verbaasd in mijn borst, ik kan dat woord niet uitspreken noch ondervragen noch recht in het gezicht kijken? Als hij werkelijk Odysseus is en hij thuisgekomen is, zullen wij elkaar zelfs nog beter herkennen. Want wij hebben tekens die wij zien maar verborgen zijn voor anderen.
Een feest als camouflage

Toen ze dat gezegd had, glimlachte de zwaar beproefde goddelijke Odysseus, en gauw sprak hij tot Telemachos de gevleugelde woorden: “Telemachos, laat jouw moeder mij in het paleis beproeven: gauw zal ze tot inzicht komen en zelfs nog meer. Omdat ik nu vuil ben, en ik vuile kleren aanheb schat ze mij niet op dezelfde waarde en ze beweert dat ik het niet ben. Laten we nu bekijken wat het beste gebeurt. Want toen iemand een man doodde van zijn volk, die niet veel volgelingen had, vluchtte hij weg van zijn familieleden, zijn stad en zijn land. Wij hebben de zuil vermoord die het beste was onder de jongens van Ithaka: maar dat spoort je aan je te bedenken. Toen sprak de verstandige Telemachos het volgende: “Dat zie je zelf maar, vader, want er wordt gezegd dat jouw verstand het beste onder de mensen is en geen enkel ander man van de sterfelijke zielen zou zich met jou kunnen meten. Wij zullen je strijdlustig volgen, en ik zeg dat je geen gebrek zult hebben aan kracht, voor zover die aanwezig is.” Daarop antwoordde de verstandige Odysseus: “Want ik zeg jou, hoe ik denk dat het het beste is…”

Het geheim van het bed
Daarop antwoordde op haar beurt de alom verstandige Penelope: “Klojo, ik ben (helemaal niet) hoogmoedig, noch onverschillig en al zeker niet verbaasd: ik weet zeer goed hoe jij was toen je vertrok uit Ithaka op de boot met de lange roeiriemen. Maar komaan, Eurykleia, spreid voor hem het stevig gebouwde bed, zet het buiten de kamer, het bed dat hij heeft gemaakt, en nadat je het stevige bed buiten hebt gezet, leg er dan beddengoed in: vachten dekens en glanzende kussens.” Zo sprak zij, om hem op de proef te stellen: maar Odysseus sprak zijn bezorgde echtgenote woedend toe: “Vrouwmens, de woorden die je daar spreekt zijn echt kwetsend. Wie heeft mij dat bed verplaatst: het zou zeer moeilijk zijn, zelfs voor een zeer bekwaam iemand, ???. Geen levende ziel van de mannen, noch een zeer krachtige, kan het zomaar verschuiven aangezien een teken gemaakt is in het kunstig gemaakte bed, ik heb het met inspanning vervaardigd en niemand anders. Binnen in de omheining was ooit een langbladige stam van van een olijfboom, een krachtige, in volle bloei: hij was dik als een zuil. Daarrond bouwde ik tot in de puntjes de slaapkamer.