Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fabulae

Hoofdstuk 48, oefening 246: De Romeinen worden onder het juk door gestuurd

Nadat de Galliërs verdreven waren, nam de Romeinse macht voortdurend toe. In het jaar 432 AUC werden de Samnieten door de Romeinen verslagen. Men stuurde gezanten die om vrede moesten vragen, maar de Romeinen weigerden hooghartig een bondgenootschap. Het jaar daarop echter gaven de Samnieten de leiding over het leger in handen van Cornelius Pontius, zoon van Herennius, een zeer eerbiedwaardige en verstandige vader. Hijzelf blonk in het bijzonder uit in de krijgskunde.
Nadat het leger ten velde was geleid, zette hij zijn legerkamp zo verdekt mogelijk op in de buurt van Caudium. Vervolgens stuurde hij tien soldaten, verkleed als herders, naar Capua, waar de Romeinse consuls, naar hij hoorde, hun kamp hadden opgeslagen. Hij beval hen hun vee niet ver van de Romeinse voorposten te laten grazen. Toen zij, eenmaal door de Romeinen gegrepen, de dagen daarna ondervraagd werden, verzekerden allen dat de Samnitische troepen in Apulië waren en daar Luceria belegerden; en niet veel scheelde het, naar zij meenden, of die stad zou met geweld ingenomen worden. Dit gerucht had de Romeinen al eerder bereikt, maar de krijgsgevangenen deden het geloof daarin nog verder toenemen. Het leed geen enkele twijfel, of de Romeinen zouden hun goede en trouwe bondgenoten te hulp komen, opdat niet heel Apulië zou afvallen.
Er gingen twee wegen naar Luceria: de ene langs de kust van de Adriatische Zee, weliswaar langer maar ook veiliger, en de andere door de Caudijnse Passen (Caudijnse Vorken). Er zijn daar twee doorgangen, hoog en smal; daartussenin ligt een vlakte waar de weg doorheen loopt. Toen de Romeinen over deze vlakte voortgetrokken waren, troffen ze de andere doorgang aan, afgesloten met een vracht aan bomen en enorme rotsblokken. En toen de vijandelijke opzet duidelijk was geworden, zag men tevens hoog op de bergpas een bezettingsmacht.
En dus zoekt men de weg weer op; ze treffen haar op dezelfde wijze gebarricadeerd aan. Allen zijn met stomheid geslagen en men kijkt elkaar lange tijd zwijgend aan. Uit eigen beweging komen de onderbevelhebbers en militaire tribunen bij de droevig gestemde consuls bijeen. Meer met klagen dan met overleggen brengen zij de nacht door.
Zelfs bij deze heuglijke stand van zaken hadden de Samnieten geen duidelijk plan. En dus waren allen van oordeel dat Herennius, de vader van de bevelhebber, per brief geconsulteerd moest worden. Toen deze vernam dat er Romeinse troepen ingesloten waren bij de Caudijnse Passen, was hij van oordeel dat allen zo spoedig mogelijk ongedeerd daarvandaan weggezonden moesten worden. En toen deze opvatting afgewezen werd en de oude man opnieuw geraadpleegd werd, gaf hij als zijn mening dat allen tot de laatste man gedood moesten worden. Omdat er zulke verschillende antwoorden werden gegeven, ontbood de zoon zijn vader in eigen persoon naar het kamp ter vergadering, ofschoon hij meende dat diens geestelijke vermogens achteruit waren gegaan.
Toen is de grijsaard met een wagen het kamp ingereden en heeft hij, naar men zegt, op zo'n wijze gesproken, dat hij niets van zijn mening herzag maar slechts de redenen ervoor toevoegde: "Met het eerste plan, dat ik het beste vind, zullen jullie door jullie grote weldaad voor eeuwig vrede en vriendschap sluiten met het meest machtige volk. Met het tweede plan zullen jullie een oorlog met vele jaren uitstellen. Een derde plan is er niet. Het Romeinse volk is zodanig (qua temperament), dat het, wanneer het overwonnen is, geen rust kent." Toen geen van beide oordelen geaccepteerd werd, is Herennius uit het kamp naar huis gereden.
Intussen stuurden de Romeinen, door noodzaak gedwongen omdat er reeds aan alles gebrek was, gezanten die om een billijke vrede moesten vragen. Pontius antwoordde, dat hij vrede zou toestaan op die voorwaarde, dat allen ongewapend en slechts gehuld in een enkel kledingstuk onder het juk door gestuurd zouden worden. Toen dit als bericht terugkwam, begon iedereen direct te schreeuwen. En toen er vervolgens lange tijd stilte had geheerst, konden de consuls noch iets ten gunste, noch iets ten nadele van een zo schandelijke maar ook zo noodzakelijke overeenkomst te berde brengen. Toen zei Lucius Lentulus, die bij de onderbevelhebbers de eerste positie innam wat betreft moed en eergevoel: "Ik erken dat een dood ten behoeve van het vaderland zeer schitterend is. Maar hier zie ik juist het vaderland; alle hoop (de hele toekomst) en alle strijdkrachten van het vaderland bevinden zich hier. Door hen te redden, redden wij het vaderland, door hen uit te leveren, geven wij het vaderland prijs! Dit is pas liefde voor het vaderland, dat wij haar evenzeer door onze schande als door onze dood behoeden. Ga, consuls, koop met het overhandigen van de wapens de staat vrij, die jullie voorouders met goud vrijgekocht hebben!" (zie opmerking onderaan)
De consuls zijn naar Pontius vertrokken. Zij hebben ontkend dat zij zonder mandaat van het volk een verdrag konden sluiten. En dus is de Caudijnse vrede niet gesloten door middel van een verdrag maar met een plechtige gelofte. Als gijzelaars zijn er zeshonderd cavaleristen gegeven; zij zouden met hun leven betalen als de afspraak verbroken werd. Het arriveren van de consuls in het legerkamp deed het rouwbeklag weer zodanig toenemen, dat de soldaten nauwelijks hun handen van diegenen afhielden, door wier onkunde en schuld zij in deze positie gemanoeuvreerd waren en waardoor ze nu op een veel schandelijker manier weg zouden gaan dan toen ze gekomen waren.
Maar reeds is het fatale uur van hun schande aangebroken. Als eersten zijn de gijzelaars overgedragen en onder bewaking afgevoerd. Toen zijn de consuls zo goed als halfnaakt onder het juk doorgezonden; vervolgens is eenieder, op volgorde van zijn rang, aan dezelfde vernedering onderworpen. Eromheen stonden de gewapende vijanden, hen uitlachend, neerslaand en verwondend.
Hoewel de Romeinen voor het vallen van de nacht Capua hadden kunnen bereiken, hebben ze uit schaamte hun miserabele lichaam rond de weg neergevlijd. De volgende dag zijn de Romeinen na zonsondergang de stad binnen gegaan en hebben ze zich in hun huizen verborgen.
Te Rome waren de burgers bij het gerucht over het ingesloten leger begonnen troepen te lichten. Nadat zij echter vernamen dat de overgave zo schandelijk was verlopen, was de burgerij bijna bedroefder dan het leger zelf: "De Samnieten koesteren een overwinning, niet alleen schitterend, maar zelfs op de eeuwigheid behaald, niet omdat ze Rome hebben ingenomen, zoals eerder de Galliërs, maar omdat ze de Romeinen juist hun deugdzaamheid en waardigheid hebben afgenomen." En niet alleen werden ze woedend op de bevelhebbers en de verantwoordelijken van deze vrede, maar ze vatten zelfs haat op tegen de onschuldige soldaten.
In de senaat sprak Postumius, die als consul de legers had aangevoerd en de Caudijnse vrede had gesloten, als volgt: "Wanneer, heren senatoren, de vrede zonder mandaat van het volk gesloten is, is het Romeinse volk daar niet aan gehouden, en niets anders dan onze lichamen zijn wij de Samnieten verschuldigd. Laten de priesters ons met ontblote borst aan de vijanden overdragen; laten wij met een godsdienstig ritueel het Romeinse volk vrijspreken, zodat niets verhindert om opnieuw een rechtvaardige en heilige oorlog te beginnen. Laten wij, consuls, onderbevelhebbers en militaire tribunen onze armzalige hoofden prijsgeven en met onze straf de Romeinse krijgsmacht bevrijden. Intussen moeten nieuwe consuls troepen lichten en een leger laten uitrukken. U, onsterfelijke goden, bid en smeek ik: moge het uw wil zijn dat nieuwe consuls en Romeinse legioenen op voorspoedige wijze met de Samnieten de strijd aanbinden!"
Zodra als hij dit gezegd had, betuigden allen hun instemming hiermee. De consuls, onderbevelhebbers en militaire tribunen werden door de priesters overgedragen aan Pontius, de bevelhebber der Samnieten. Maar deze riep uit: "Die overgave zal ik niet accepteren! Als jullie spijt hebben van de Caudijnse vrede, moeten de legioenen weer opgesteld worden binnen de bergpas, moeten zij de wapens terugnemen, die zij uitgeleverd hebben. Laten wij dan oorlogvoeren! Die mannen echter ontvang ik niet. Ontdoe de Romeinen van hun boeien. Voer oorlog, burgers!"
De oorlog wordt hernieuwd, de Samnieten worden verslagen.
Zo hebben de Romeinen met een overwinning op de naburige volken geheel Italië onder hun zeggenschap gebracht. Maar reeds naderde Hannibal, die zeer machtige wreker van Dido...

NB: Aha, hier verspreekt Livius (waar deze schooltekst op is gebaseerd) zich blijkbaar: de Galliërs zijn dus wel degelijk afgekocht en ook de Caudijnse vork zit wellicht anders in de steel als Livius ons wil doen geloven. Zie hiervoor het boek 'De geboorte van Rome' , hoofdstuk 9: Onder het juk, van de hand van Anthony Everitt
En verder: nadat Rome de bergvolken van Midden-Italië had onderworpen, werd eerst het vasteland van Zuid-Italie (Magna Graecia), dat Pyrrhus van Epirus te hulp had geroepen, veroverd. Vervolgens kwamen Sicilië, Sardinië en Corsica onder Romeins gezag, nadat Rome in de 1e Punische oorlog Carthago had verslagen en pas in de 2e Punische oorlog verschijnt Hannibal ten tonele.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.253

Nieuw afgelopen maand: 4

Gewijzigd afgelopen maand: 21