Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Bello Gallico > Boek 5

Hoofdstuk 29: Het is onze enige kans

Tegen hen riep Titurius de hele tijd: “Jullie zullen te laat handelen, namelijk als er een groter legen vijanden, waarbij ook de Germanen zich hebben aangesloten, naar hier zullen komen. Of wanneer er in een naburig winterkwartier één of andere ramp is gebeurd.” Kort is de tijd om te vergaderen. Ik meen dat Caesar naar Italia vertrokken is; anders hadden de Carnuten het plan niet opgevat om Tasgetius te vermoorden. En de Eburonen zouden, als hij er was, niet met zo’n minachting voor ons naar ons kamp gekomen zijn. Ik zie de vijand niet als raadgever, maar ik zie de toestand: de Rijn is dichtbij; de dood van Ariovistus en onze eerdere overwinningen zijn voor de Germanen een reden tot grote wrok. Gallië staat in rep en roer, na zoveel beledigingen, nadat het onderworpen is aan het gezag van het Romeinse volk en nadat ze hun vroegere krijgsroem zijn verloren. Wie kan mij hiervan tenslotte overtuigen dat Ambiorix, zonder enige zekere hoop, zijn toevlucht zoekt in zo’n plan. Mijn plan is in beide gevallen veilig: indien er niets ergs gebeurt, zullen wij zonder enig gevaar het naburige legioen bereiken. Indien geheel Gallië met de Germanen samenspant, ligt de enige redding in de snelheid. Welke uitkomst kan het plan van Cotta en van hen die niet met mij akkoord gaan echter bieden? Waarbij, indien geen onmiddellijk gevaar, er toch een hongersnood gevreesd moet worden in geval van een langdurige belegering.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.243

Nieuw afgelopen maand: 15

Gewijzigd afgelopen maand: 26