Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Examenboeken > 2004: Vita Activa

Apollo & Daphne

Apollo beledigt Cupido Met.1.452-462 (pag. 47)
De eerste liefde van Phoebus was de Peneïsche Daphne, [een liefde] die niet het blinde toeval gaf, maar de razende woede van Cupido. De Deliër, trots op het onlangs overwinnen van de slang, 455 had hem zijn boog zien krommen met strak aangespannen pees en hij had gezegd: ‘Wat moet jij, brutaal ventje, met krachtige wapens? Die sieraden passen onze schouders, [wij] die doeltreffende [verwondingen] aan een wild dier [kunnen] toebrengen, [en] [doeltreffende] verwondingen aan een vijand kunnen toebrengen, wij die kort geleden de opgezwollen Python, die met zijn verderf brengende buik zoveel morgens land bedekte, 460 hebben geveld met talloze pijlen. Jij moet er tevreden mee zijn met jouw vuur liefdes op te wekken, welke je maar wilt, maar maak geen aanspraak op lof die ons toekomt!

Cupido neemt wraak Met.1.463-473 (pag. 48)
De zoon van Venus zei tot deze: ‘Ook al treft jouw [boog], alles, Phoebus, mijn boog [zal] jou [treffen], en zoveel als alle levende wezens 465 voor een god (goden) onderdoen, zoveel kleiner is jouw macht dan de onze.’ [Zo] sprak hij en, nadat hij de lucht had stukgeslagen met zijn uitgeslagen vleugels, ging hij vol energie staan op de schaduwrijke top van de Parnassus, en hij haalde uit zijn pijlendragende pijlenkoker twee pijlen tevoorschijn met een aan elkaar tegengestelde werking; de een jaagt [de liefde] op de vlucht, de ander wekt liefde op.



470 ([de pijl] Die [liefde] opwekt is van goud en schittert met een scherpe punt; [de pijl] die [liefde] verjaagt, is stomp en heeft aan het einde van de schacht lood.) Deze schoot de god in de Peneïsche nimf, maar met die [andere] verwondde hij het merg van Apollo dwars door de doorboorde botten.

Daphne wil niets van liefde weten Met.1.474-489 (pag. 48)
Onmiddellijk wordt de een verliefd, [maar] ontvlucht de ander de naam van verliefde (liefhebbende), 475 haar vreugde vindend in de schuilplaats van bossen en in de afgestroopte huid van gevangen wilde dieren en wedijverend met de maagdelijke Phoebe. [Een hoofdband hield haar verwarde haren bijeen.] Velen dongen naar haar hand, [maar] zij, afwijzend degenen die naar haar hand dongen, vervuld van afkeer, en vrij van een man, doorkruist de eenzame wouden, 480 en zij bekommert zich er niet om wat Hymen, wat de liefde, wat het huwelijk is (betekenen). Dikwijls zei haar vader: ‘Dochter, je bent mij een schoonzoon verschuldigd’; dikwijls zei haar vader: ‘Kind, je bent mij kleinkinderen verschuldigd’. Zij, de bruiloftsfakkels als een misdaad hatend, wordt wat haar mooie gezicht betreft overgoten met een ingetogen blos 485 en ze zei, zich vastklemmend met haar vleiende armen aan de nek van haar vader: ‘Sta mij toe, liefste vader, van een eeuwige maagdelijkheid te genieten; eerder heeft háár vader dat aan Diana geschonken.’ Hij stemt weliswaar toe, maar [juist] die bekoorlijkheid verbiedt jou te zijn wat je wenst, en jouw schoonheid verzet zich tegen jouw wens.

Apollo in vuur en vlam Met.1.490-503 (pag. 49)
490 Phoebus is verliefd en begeert een huwelijk met Daphne zodra hij haar heeft gezien, en wat hij begeert hoopt hij, maar (en) zijn eigen zienersgaven bedriegen hem. En zoals de droge stoppels, wanneer de korenaren zijn weggehaald, worden verbrand, zoals een omheining brandt door fakkels, die een reiziger toevallig óf er te dicht heeft bijgehouden óf, omdat het al dag werd, heeft achtergelaten, 495 zó ging de god in vlammen op, zó brandt hij in heel zijn hart en voedt door te hopen een vruchteloze liefde. Hij ziet haar onversierde haren hangen langs haar hals, en zegt: ‘hoe zou ze er wel niet uitzien als zij gefatsoeneerd zouden worden?’; hij ziet haar ogen door vuur fonkelen, gelijk aan sterren; hij ziet haar lippen, waarvan het niet 500 voldoende is ze gezien te hebben; hij prijst haar vingers en haar handen en haar onderarmen en haar bovenarmen die voor meer dan de helft ontbloot zijn; alles wat verborgen is, stelt hij zich als [nog] beter voor. Zij vlucht sneller dan de lichte wind en stopt niet bij [het horen van] deze woorden van hem die haar terugroept:

Apollo’s smeekbede Met.1.504-524 (pag. 50)
‘Peneïsche nimf, ik smeek je, wacht! Ik zit je niet achterna als vijand; 505 nimf, wacht! Zo [vlucht] een lam voor een wolf, zo [vlucht] een hert voor een leeuw, zo vluchten duiven met onrustige vleugelslag voor een adelaar, een ieder voor zijn eigen vijanden; [maar] liefde is voor mij de reden van het achtervolgen. Ik ongelukkige, pas op dat je niet voorover valt en laten doornstruiken jouw benen niet schrammen, die het niet verdienen verwond te worden, en laat ik niet de oorzaak van pijn voor jou zijn! 510 Het terrein waar(langs) je snelt, is ruw. Ren, ik smeek het je, wat rustiger en houd je vlucht wat in; zelf zal ik [dan] rustiger achtervolgen. Onderzoek toch tenminste bij wie je in de smaak valt; ik ben geen bergbewoner, geen herder, ik bewaak hier niet als een onbehouwen persoon kudden runderen en kleinvee. Je weet niet, onbezonnen meisje, je weet niet 515 voor wie je vlucht, en daarom vlucht je. Het land van Delphi en Claros en Tenedos en het paleis van Patara zijn aan mij onderdanig; Jupiter is mijn vader; door mij wordt én bekend [dat] wat zal zijn, én is geweest, én is; door mij zijn de liederen in harmonie met de snaren. Onze [pijl] is weliswaar trefzeker, [maar] toch is één pijl, 520 die een open hart heeft verwond (wonden heeft gemaakt in een open hart), trefzekerder dan onze [pijl]. De geneeskunde is mijn uitvinding, en ik word overal in de wereld genezer genoemd, en de kracht van kruiden is aan mij onderworpen. Wee mij, omdat liefde door geen kruiden te genezen is, en de vaardig -heden, die alle mensen baten, hun meester niet baten!’

Daphne vlucht verder Met.1.525-542 (pag. 50)
525 De Peneïsche [nimf] ontvluchtte in bange ren hem die nog meer wilde zeggen en tegelijk met hemzelf liet zij de woorden onuitgesproken achter, toen ook er bekoorlijk uitziende. De winden ontblootten haar lichaam, en de tegemoet waaiende windvlagen lieten haar ernaartoe gekeerde kleren wapperen, en een zachte bries deed haar opgewaaide haren naar achteren waaien; 530 haar schoonheid nam toe door de vlucht. Maar de jonge god verdraagt het niet nog langer vleiende woorden te verspillen, en zoals Amor zelf hem aanspoorde, zit hij haar op de hielen met versnelde pas. Zoals wanneer een Gallische hond in een open veld een haas heeft gezien, en híj de prooi met zijn poten (door te rennen) probeert te bereiken, [maar] die de redding, 535 de een, gelijkend op iemand die op het punt staat [de prooi] in zijn greep te krijgen, hoopt [hem] heel spoedig vast te hebben en raakt met vooruitgestoken bek al licht de poten, de ander is onzeker of hij al gegrepen is en ontrukt zich nog maar net aan de beten zelf en laat de [al] aanrakende bek achter; zo [gedragen zich] de god en de maagd, hij snel door hoop, zij door angst. 540 Toch is degene die achtervolgt, geholpen door de vleugels van Amor, sneller en weigert rust en zit het vluchtende meisje op de nek (buigt zich voorover over de rug van de vluchtende) en hijgt in haar over haar nek verspreide haren.

De metamorfose van Daphne Met.1.543-567 (pag. 51)
543 Toen haar krachten verbruikt waren, verbleekte zij 546 en zei, overwonnen door de inspanning van de snelle vlucht, kijkend naar de golven van (de) Peneius: ‘Breng hulp, vader’, als jullie, riviergoden, goddelijke macht hebben; vernietig de gestalte, waardoor ik te zeer in de smaak viel, door hem te veranderen.’ Als haar smeekbede nog maar net beëindigd is, maakt een zware verstijving zich meester van haar ledematen; haar zachte borst wordt omhuld door dunne schors; 550 haar haren groeien uit tot gebladerte, haar armen tot takken; haar voeten (voet), zoëven nog zo snel, zitten (zit) vast met taaie wortels; een kruin heeft haar hoofd in bezit; alleen de schoonheid blijft in haar [bestaan]. Phoebus bemint ook deze [Daphne] en, nadat hij zijn rechterhand gelegd heeft op de stam, voelt hij haar hart nog steeds kloppen onder de nieuwe boomschors, 555 en met zijn armen de takken, als ledematen, omarmend geeft hij kussen aan het hout; het hout ontvlucht echter zijn kussen. Tot haar zei de god: ‘maar aangezien je mijn echtgenote niet kunt zijn, zul je tenminste mijn boom zijn; altijd zullen jou mijn haren hebben, jou [zal] mijn cither [altijd hebben], jou [zal] mijn pijlenkoker [altijd hebben], laurier. 560 Jij zult aanwezig zijn bij de Romeinse veldheren, wanneer een blijde stem Triomf zal zingen en het Capitool lange optochten zal aanschouwen. Eveneens zul jij als zeer trouwe bewaker van (voor) de deurposten van Augustus voor de deur staan en zul je de krans van eikenbladeren in het midden [boven de deurpost] beschermen. En zoals mijn hoofd jeugdig is door niet geknipte haren, 565 [zo] moet ook jij altijd de voortdurende eer van het loof dragen.’ Paean was opgehouden [met spreken]; de laurierboom knikte met haar zoëven ontstane takken en zoals een hoofd scheen zij haar kruin te hebben geschud.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.253

Nieuw afgelopen maand: 4

Gewijzigd afgelopen maand: 21