Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fabulae

Hoofdstuk 8, oefening 80: Apollo, de zoon van Jupiter en Latona

Jupiter heeft als oppergod naast Juno ook andere echtgenotes. Latona is een andere schone echtgenote van Jupiter. Daarom benijdt de woeste Juno de lieftallige Latona en jaagt haar over de aarde. Neptunus, de heerser over de zee, heeft medelijden. Hij ontvangt de ongelukkige Latona op Delos, een klein eilandje. Het eiland Delos drijft in een grote zee, maar Neptunus verankert het stevig.
Latona rust onder bomen en baart twee kinderen: Apollo en Diana. Maar de nijd van de woeste Juno blijft. Ze verdrijft Latona als moeder met haar kleine kinderen zelfs van het eiland.
De ongelukkige Latona vlucht en komt in Lycië terecht. Een onbarmhartige dorst kwelt haar. Droog is haar tong, drong is haar mond. Ook de ongelukkige kleintjes hebben dorst. Zij vindt een klein meer en gaat vol goede hoop naar het water. Met een hevig verlangen wenst zij te drinken en haar kinderen water te geven. Er zijn twee boeren aanwezig. Latona vraagt hen: “Geef mij en mijn kleintjes water, want een hevige dorst kwelt ons.”
Met ruwe stem antwoorden de boeren: “Ga weg. We helpen jou niet; we malen niet om het verdriet van kleine kinderen.”
Latona smeekt: “Geef water, vrienden. Een kleine slok water is als nectar voor droge monden. Raakt de smart van kleine kinderen jullie niet? Kijk, ze strekken hun tere handjes naar jullie uit.”
Toevallig steken Apollo en Diana hun kleine handjes uit. Ook huilen ze met smekende stem. Maar de woeste boeren springen in het meer en brengen het water in beweging. De goden kunnen het troebele water niet drinken.
Dan schreeuwt Latona naar Jupiter: “Wreek mij, Jupiter!” en naar de wrede boeren: “Leef voor altijd in het meer!”
Jupiter verhoort Latona: de twee boeren worden klein en groen; hun monden worden breed, hun stemmen worden schor; ze drijven in het vuile water van het meer: de wrede mannen worden smerige kikkers. Maar zelfs nu roeren ze hun smerige tongen en ofschoon ze onder water zijn, proberen ze onder water te schelden.
Apollo groeit op en wordt een schone god. Met zijn boog en pijlen doodt hij mensen, anderen maakt hij beter met zijn geneesmiddelen. Hij bespeelt de citer. Op de berg Parnassus leidt en onderwijst hij de Muzen. Hij beschermt alle kunsten. Op zijn hoofd draagt hij een lauwerkrans. In het orakel van Delphi voorspelt hij bij monde van de Pythia de toekomst.
De Grieken vereren Apollo, vooral de Lacedaemoniërs (de Spartanen); de Romeinen vereren hem, met name de princeps Augustus.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.243

Nieuw afgelopen maand: 15

Gewijzigd afgelopen maand: 26