Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Argo > 3 - Tekstboek

Tekst 16

Ik ben een geit, een door god bezeten geit. Ik woon in het land van Delphi. Altijd zoeken ik en mijn vrienden met de herder voer in de bergen. Ooit zochten wij naar oedsel en plotseling zagen wij een kloof in de aarde. Rook stroomde uit de kloof; het was de adem van Apollo. Wij gingen langzaam naar beneden in de kloof. Wij inademen de rook en meteen waren wij door de god bezeten. En ook zagen wij de toekomst door middel van de adem van de god. Wij lachten en daarna wachtten wij een lange tijd. De herder zocht ons en riep. Nadat hij ons vond, bekeek hij ons en tenslotte vroeg hij: 'Rare snuiters, wat doen jullie dan? Jullie lijken mij dronken te zijn,' Maar wij schreeuwden: 'Me me' en wij lachten hevig. En dan liep de herder naar de kloof. Toen kwam hij opnieuw naar boven, hij leek dronken te zijn. Hij was door de god bezeten en lachte hevig. Daarna gingen de mensen vaak naar de kloof: zij ademden de rook in en zij eerden de god Apollo. Maar de mensen zijn niet gelijk aan de geiten : want velen van hen vielen in de kloof en stierven. En nu is het verboden naar de kloof te dalen. Één priesteres zit op een driepoot alleen boven op de kloof; zij is door de god bezeten en lat de toekomst aan de mensen zien. En ook ik begrijp de toekomst; want talloze leraren zullen eens talloze kinderen de roem van mij vertellen.