Tekst 39 Caesar (t/m regel 27)

[1] Het meisje zegt: 'Waarom zijn de mensen op de marktplaats zo angstig?'
[2] Dan zegt de man: 'Hij is reeds een burgeroorlog begonnen. De dobbelsteen is geworpen, zodra Caesar de rivier Rubico overstak. Aan de mensen die in de burgeroorlog tegen de legionen van Caesar vechten zal zeker de kleinste genade worden geboden. In onze stad hebben we immers allang teveel onrecht verdragen. Ik hoop dat Caesar alle trots en weelde tonende senatoren met de dood zal straffen voor de ogen van het volk.'
[10] Het meisje zegt: 'Wat zeg jij? Wij zijn toch zeker geen barbaren? Wat deden onze senatoren slecht?'
[12] De man zegt: 'Ze hebben alles verkeerd gedaan! De menigte vreemdelingen in de stad is enorm, terwijl wij, de Romeinen, het inkomen nodig hebben. [14] En de besluiten van de senaat zijn niet voordelig voor het arme volk, maar voor enkele rijke burgers, die geen enkele goede daad voor de staat doen. [17] Maar Caesar, die grote zaken voor het volk verricht, zal alle vijanden van de staat doden!'
[19] Het meisje zegt: 'Jouw woorden over de bedreigende burgeroorlog maken mij bang, maar de verhalen over de dapperheid van Caesar, die tegen barbaren vecht, bevallen mij zeer. Want ik hoorde vaak over de bijzondere zaken in Gallië die zijn gedaan. [23] Het staat vast dat zeer grote genade op de gevangen vijanden door Caesar wordt gedaan. Bovendien wordt er overal gezegd dat het uiterlijk van hem het mooiste is. [25] Spoedig zal ik hem zelf zien: Caesar zal immers binnen enkele dagen, terwijl hij vele duizenden soldaten leidt, in Rome aankomen.